06.09.2013 Views

JUIGCHEN IN DEN ADEL DER MENSCHLIJKE NATUUR

JUIGCHEN IN DEN ADEL DER MENSCHLIJKE NATUUR

JUIGCHEN IN DEN ADEL DER MENSCHLIJKE NATUUR

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

310 HOOFDSTUK 5<br />

toneelstuk en een lezing, beide gericht op een publiek, en beide met het oog op het<br />

onderrichten van dat publiek. De volksopvoeding is ook voor Kinker een belangrijke<br />

opdracht. 44<br />

Maar in tegenstelling tot zijn Nederlandse mede-kantianen, is de religieuze dimensie<br />

in Kinkers esthetica niet dominant. Kinker is wel degelijk gelovig, maar in zijn<br />

geloofsovertuiging staat hij dichter bij Kant dan de theoloog Van Hemert. In zijn<br />

gedicht “God en Vrijheid” – afgedrukt in het eerste deel van de Gedichten (1819:66-<br />

85), maar gedateerd in 1800 45 – spreekt Kinker zich het duidelijkst uit over zijn<br />

geloof.<br />

Nu knielt gij, sterveling! eerbiedig voor hem neder;<br />

Hem, d’oorsprong van ’t geheel, welks deelen gij bespiedt;<br />

Hem zoekt ge, maar vergeefs: gij vindt zijn wezen niet;<br />

Voor wat uw oog ontvlood, vindt gij het schepsel weder.<br />

Dan zijgt gij moedloos op den grond;<br />

Gevoel van onmagt sluit uw’ mond;<br />

Ontroering doet u ’t harte woelen;<br />

’t Zegt flaauw, beklemd, met huivering: –<br />

‘Hij woont niet in der zinnen kring!’ –<br />

thans sluit ge uwe oogen, maar om sterker te gevoelen. –<br />

Volg, stervling, volg die hartestem;<br />

Keer in u-zelv’, en nader hem!<br />

(Kinker 1819:67).<br />

God is het ideale, bovenzinnelijke wezen, en dus ultiem onkenbaar voor de mens. 46<br />

Enkel door het bovenzinnelijke beginsel in zichzelf kan de mens dichter komen tot<br />

het goddelijke, in de zinnelijke werkelijkheid is God niet te vinden. George Vis<br />

noemt het gedicht “een grote pleitrede voor de verantwoordelijkheid van de mens<br />

voor zijn eigen daden. Wie hieraan werkt bij zichzelf, zal volmaakter worden, God<br />

naderen” (Vis in Kinker 1982:86).<br />

Natuur, in al haar beeldenpraal,<br />

Doet ons, in haar verheven taal,<br />

Een’ God, naar ons begrip gevormd, in woorden lezen;<br />

Maar hem die ’t zedenrijk gebiedt,<br />

Ontdekken we in haar letters niet.<br />

(Kinker 1819:82).<br />

Het beeld dat de mens zich vormt van God, op basis van wat de zinnelijke natuur<br />

hem biedt, is “naar ons begrip gevormd”, maar niet echt God. Het religieuze aspect<br />

is dus minder prominent in Kinkers esthetica, niet omdat hij niet gelooft, maar<br />

omdat hij God niet kan kennen. Hanou en Vis (in Kinker 1992:28) stellen wat cru<br />

dat Kinker “zeker geen christen” kan genoemd worden; een atheïst was hij echter ook<br />

in geen geval.

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!