06.09.2013 Views

JUIGCHEN IN DEN ADEL DER MENSCHLIJKE NATUUR

JUIGCHEN IN DEN ADEL DER MENSCHLIJKE NATUUR

JUIGCHEN IN DEN ADEL DER MENSCHLIJKE NATUUR

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

HET LICHT VAN DE BOVENZ<strong>IN</strong>NELIJKHEID: IDEALISME <strong>IN</strong> NE<strong>DER</strong>LAND 235<br />

baat uit dat de oude theorieën het bij het rechte eind hadden, maar ze zijn ook niet<br />

per definitie onfeilbaar: elk inzicht moet getoetst worden.<br />

Van Hemert vermeldt dat de nieuwe filosofie voor een stroom aan geschriften – ook<br />

over het schone en het verhevene – gezorgd heeft. “In ons Land, was dit, tot dus verre,<br />

het geval niet” (Van Hemert 1804:iv). Er is alleen maar de vertaling van de Beobachtungen,<br />

die in datzelfde jaar verschenen was. Verder was er in de nasleep van Kants<br />

geschriften niets over het verhevene verschenen, behalve Van Hemerts eigen bespreking<br />

in de Beginzels. 125 Over het schone vermeldt Van Hemert twee teksten: Euryalus,<br />

over het schoon van Jan Frederik van Beeck Calkoen, en de bespreking van dat werk<br />

door Johannes Kinker. 126<br />

Het verhevene is nochtans een belangrijk concept. En dus heeft Van Hemert,<br />

omwille van de “nieuwheid dezer stof, maar vooräl het gewigt en de geschiktheid van<br />

dezelve voor eene redevoering” dit onderwerp gekozen voor zijn spreekbeurt voor<br />

Felix Meritis. Dat Van Hemert die geschiktheid van de stof voor een redevoering op<br />

een ethische manier invult, blijkt uit de volledige titel van zijn lezing: “’s Menschen<br />

voortreffelijken aanleg, zigtbaar vooräl ook in zijne vatbaarheid voor het Verhevene”.<br />

Hij wijst erop dat zijn uiteenzetting een redevoering is, en geen systematische verhandeling.<br />

“Een Redenaar, wiens stof wijsgeerig is, kan onmogelijk alles zeggen, wat hij<br />

in eene verhandeling zeggen zou; of hij maakt, als redenaar, slegt figuur, bij menschen<br />

van goede smaak” (Van Hemert 1804:vii-viii).<br />

4.3.1.2. ’s Menschen voortreffelijke aanleg<br />

De Redevoering over het verhevene past uiteraard in Van Hemerts opzet om de kritische<br />

filosofie te verspreiden. Hij heeft al vaker redevoeringen gehouden voor het<br />

publiek van Felix Meritis, en telkens “over onderwerpen, die met ’s Menschen waare<br />

grootheid, onmiddellijk, in verband staan” (Van Hemert 1804:1). In mijn bespreking<br />

van de Beginzels heb ik al uitgebreid gewezen op Van Hemerts bekommernis om<br />

de ethische dimensie van de (kritische) filosofie. En het verhevene blijkt daar een<br />

belangrijke rol in te spelen<br />

De vatbaarheid voor het verhevene is typisch voor de mens: het dier deinst angstig<br />

terug voor wat buitengewoon groot of sterk is, maar de mens kan daaraan het gevoel<br />

van het verhevene ontlenen. Dit betekent echter niet dat het verhevene gegrond is in<br />

schrik. “Zoo dacht, onder anderen, de schrandere BURCKE. Doch, mijns oordeels,<br />

staat dit gedachte den toets niet door” (Van Hemert 1804:3). 127 Er zijn wel degelijk<br />

schrikwekkende voorwerpen die terecht verheven genoemd worden, en ook in kunst<br />

is het schrikkelijk verhevene niet ongewoon – Van Hemert geeft een aantal voorbeelden:<br />

Lucretius’ beschrijving van Epicurus die het bijgeloof – voorgesteld als een wangedrocht<br />

dat vanuit de wolken dreigend neerkijkt op de mensheid – bestrijdt, de<br />

bekende passage uit de Ilias waarin Zeus de Olympus doet daveren door zijn wenkbrauwen<br />

te fronsen, Hades die verschrikt opspringt omdat hij vreest dat onderwereld<br />

zal ontbloot worden voor sterfelijke ogen, en gevechtsscènes van Ossian.

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!