06.09.2013 Views

JUIGCHEN IN DEN ADEL DER MENSCHLIJKE NATUUR

JUIGCHEN IN DEN ADEL DER MENSCHLIJKE NATUUR

JUIGCHEN IN DEN ADEL DER MENSCHLIJKE NATUUR

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

196 HOOFDSTUK 4<br />

Kant heeft het godsbewijs voor onmogelijk verklaard. 41 Dat heeft ervoor gezorgd dat<br />

de vroegste Kant-adepten vaak verkeerdelijk werden afgeschilderd als atheïsten. In<br />

Nederland zou Bilderdijk onder andere daarom fel uitvaren tegen de kantiaanse filosofie.<br />

Theodorus van Swinderen, zelf beïnvloed door Kants gedachtegoed, zou<br />

Johannes Kinker op dat vlak te radicaal achten. Zonder in een discussie over het religieus<br />

gehalte van Kants filosofie te willen belanden, is het belangrijk hier op te merken<br />

dat Kant God nog altijd onmisbaar acht voor de zedewet.<br />

4.1.2.3. Het schone in de derde Kritik<br />

Na werken over het kenvermogen en het wilsvermogen of het moreel handelen,<br />

publiceerde Kant in 1790 de Kritik der Urteilskraft. De eerste Kritik vertrok vanuit<br />

de kennismogelijkheden van de zinnelijke mens, de tweede vanuit de morele wet van<br />

de bovenzinnelijke wereld, in de derde Kritik zocht Kant naar de mogelijkheid om<br />

de onoverbrugbare kloof tussen zinnelijk en bovenzinnelijk te overstijgen. Hij deed<br />

daarvoor een beroep op het gevoel.<br />

Zwei Dinge erfüllen das Gemüt mit immer neuer und zunehmenden<br />

Bewunderung und Ehrfurcht, je öfter und anhaltender sich das Nachdenken<br />

damit beschäftigt: Der bestirnte Himmel über mir, und das moralische<br />

Gesetz in mir (Kant 1913:161).<br />

Dit vaak aangehaalde citaat uit de tweede Kritik – overigens ook het grafschrift op<br />

Kants tombe – brengt verschillende kernelementen samen: er is de empirische waarneming<br />

van de sterrenhemel, de morele wet, en de gevoelens van bewondering en eerbied<br />

die beide opwekken. Bewondering en eerbied zijn overigens niet toevallig gevoelens<br />

die verbonden zijn met het verhevene, eerder dan met het schone: de morele wet<br />

is immers bovenzinnelijk, en zoals zal blijken is het verhevene meer dan het schone<br />

verbonden met het bovenzinnelijke.<br />

Zoals eerder ook in de Waarnemingen zijn de basisgevoelens behagen en onbehagen.<br />

Het bereiken van een vooropgesteld doel wekt altijd behagen. Dat geldt ook in het<br />

proces van kennisverwerving: als het spel van verbeelding en verstand harmonieus<br />

verloopt, wekt dat behagen op. Precies dit spel is van cruciaal belang voor het schone,<br />

aldus Paul Guyer:<br />

Kant’s basic idea is then that when the free play of the imagination with<br />

the representations offered to us by an object, unguided and unconstrained<br />

by any predetermined concept of what the object is or ought to<br />

be in order to serve any theoretical or practical purpose, nevertheless seems<br />

to us to satisfy the general aim of the understanding to find unity in all of<br />

our experience, we respond to this fulfillment of the underlying aim of<br />

cognition with pleasure, and a pleasure that is noticeable and enduring<br />

because the satisfaction of the general cognitive aim in these circumstances<br />

seems contingent and is not taken for granted by us. This is Kant’s famous

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!