06.09.2013 Views

JUIGCHEN IN DEN ADEL DER MENSCHLIJKE NATUUR

JUIGCHEN IN DEN ADEL DER MENSCHLIJKE NATUUR

JUIGCHEN IN DEN ADEL DER MENSCHLIJKE NATUUR

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

152 HOOFDSTUK 3<br />

Beatties eigen andere werken worden vermeld – met een verwijzing naar de Duitse<br />

vertalingen ervan. “LONG<strong>IN</strong>US over het Verhevene is alöm bekend” en meer hoeft<br />

daar blijkbaar niet over gezegd te worden. Hoewel Kants Kritik der Urteilskraft, met<br />

de immens belangrijke “Analytik des Erhabenen” op dat moment al drie jaar oud<br />

was, wordt er enkel naar de veel oudere Beobachtungen über das Gefühl des Schönen<br />

und Erhabenen (1764) verwezen. Dit pre-kritische werk van Kant wordt beschouwd<br />

als een jeugdwerk en is erg schatplichtig aan de werken van Burke en Mendelssohn.<br />

Van de Beobachtungen verscheen in 1804 een Nederlandse vertaling, die in een volgend<br />

hoofdstuk nader zal besproken worden.<br />

Zowel Burke als Mendelssohn wordt genoemd als auteur over het verhevene. In het<br />

geval van Mendelssohn verwijst Hennert naar de tekst over het verhevene in de Philosophische<br />

Schriften, maar – vreemd genoeg – niet expliciet naar de vertaling van de<br />

Verhandeling door zijn Utrechtse collega Van Goens. 108 Burke stond bij Hennert<br />

vooral bekend omwille van zijn standpunt in verband met de Franse Revolutie. Hennert<br />

verwijst naar de Duitse vertaling van de Enquiry. “Het origineel is mij niet<br />

bekend” (Beattie 1793:310). Verder noemt hij nog Sulzer, Du Bos, en Lessings Laokoön.<br />

Maar:<br />

Willen zich mijne jonge Lezers met de schoone Wetenschappen bekend<br />

maaken, en dat wenschte ik hartelijk, zoo zou ik hen niet raaden, met deze<br />

aangehaalde schriften, een begin te maaken. Soortgelijke schriften zijn<br />

meer voor Wijsgeerige beöefenaars der fraaïe Wetenschappen en voor oordeelkundige<br />

Liefhebbers en Lezers geschikt, dan voor eerstbeginnenden<br />

(Beattie 1793:312).<br />

Hennert pleit niet voor een verwaarlozing van de theorie – een genie zonder richtsnoer<br />

levert alleen maar gedrochten af: beheersing moet er zijn – maar voor een aanpak<br />

waarin geleidelijk aan opgebouwd wordt. “Veele jonge Genies wassen weelderig<br />

op, als een boom, die te veel in ’t hout schiet: de takken moeten besnoeid worden,<br />

als men goede vruchten verwachten wil” (Beattie 1793:314). Daarom stelt Hennert<br />

een aantal werken voor die de jonge lezer (en schrijver in spe) als leidraad kan nemen:<br />

de Lessen over de rhetorik van Hugh Blair – die in de volgende paragraaf centraal staan<br />

– en de geschriften van Batteux (bij voorkeur in de Duitse bewerking van Ramler,<br />

omwille van de bijkomende voorbeelden). Ook de al door Van Alphen bejubelde<br />

Sulzer en Lord Kames worden aangeraden, net als Lowth en Herder. Tot slot verwijst<br />

Hennert naar een aantal klassieke voorbeelden die Beattie al genoemd had, zoals Aristoteles,<br />

Horatius, Quintilianus.<br />

3.3.2.3. Conclusie: geene onbeduidende vertooning<br />

“’t Geen wy niet klaar bevatten, kunnen wy niet met rede bewonderen”, zo schrijft<br />

Beattie (1786:156). Volgens hem is het verhevene een kwaliteit van het object – verbonden<br />

met fysieke grootheid of morele grootsheid – die een zekere vermaakschenkende<br />

verwondering opwekt. Doorheen het hele betoog van Beattie wordt Longinus

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!