06.09.2013 Views

JUIGCHEN IN DEN ADEL DER MENSCHLIJKE NATUUR

JUIGCHEN IN DEN ADEL DER MENSCHLIJKE NATUUR

JUIGCHEN IN DEN ADEL DER MENSCHLIJKE NATUUR

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

222 HOOFDSTUK 4<br />

lijke publicatie van beide teksten impliceert dat “Über das Erhabene” een aanvulling<br />

vormt op Über die ästhetische Erziehung des Menschen. Anderzijds worden de teksten<br />

uitdrukkelijk als afzonderlijke teksten gepresenteerd.<br />

4.2.3. Schillers verhevene<br />

4.2.3.1. Kant, door een toneelauteur gelezen: Vom Erhabenen<br />

In 1793 verscheen een tekst van Schiller over het verhevene in het tijdschrift Neue<br />

Thalia. Het artikel werd gespreid over twee nummers, en kreeg twee titels: “Vom<br />

Erhabenen (zur weiteren Ausführung einiger Kantische Ideen)” en “Fortgesetzte Entwickelung<br />

des Erhabenen”. 103 Het laatste deel (voorafgegaan door de slotparagrafen<br />

van “Vom Erhabenen”) werd hernomen in de Kleinere prosaische Schriften van 1801<br />

als “Über das Pathetische”, maar “Vom Erhabenen” werd vervangen door het later<br />

geschreven “Über das Erhabene”. 104<br />

“Vom Erhabenen” is een moeilijk leesbare verzameling opmerkingen bij de “Analytik<br />

des Erhabenen” van Kant – de ondertitel luidt dan ook “Zur weiteren Ausführung<br />

einiger Kantischer Ideen”. Schiller herverwoordt een aantal inzichten van Kant, en<br />

lijkt te zoeken naar een eigen idioom om grip te krijgen op Kants filosofie. Uit de<br />

eerste zin blijkt meteen dat dat niet vanzelfsprekend is.<br />

Erhaben nennen wir ein Objekt, bey dessen Vorstellung unsre sinnliche<br />

Natur ihre Schranken, unsre vernünftige Natur aber ihre Ueberlegenheit,<br />

ihre Freyheit von Schranken fühlt; gegen das wir also physisch den Kürzern<br />

ziehen, über welches wir uns aber moralisch d.i. durch Ideen erheben<br />

(Schiller 1962:171).<br />

Opvallend is dat Schiller in eerste instantie lijkt voorbij te gaan aan het kernprincipe<br />

dat het verhevene een gevoel is: we noemen een object verheven, aldus Schiller. Maar<br />

het vervolg van de zin is wel een samenvatting van het kantiaans Erhabene. Het gaat<br />

niet om het object, maar om de voorstelling die de mens er zich van maakt. Door die<br />

voorstelling botst onze zinnelijke natuur op zijn grenzen, en voelt onze rationele<br />

natuur 105 haar vrijheid, haar superioriteit ten opzichte van diezelfde grenzen. Dit is<br />

de kantiaanse idee dat precies doordat de mens op zijn zinnelijke grenzen botst, hij<br />

zijn bovenzinnelijke bestemming gevoelt. Schiller benadrukt echter dat het botsen op<br />

de zinnelijke grenzen een pijnlijke gewaarwording en bewustwording is van de eigen<br />

sterfelijkheid (Schiller verwijst naar de ‘kortheid’ van het fysieke). Maar door dat<br />

besef van sterfelijkheid komt de mens er moreel bovenop: dankzij de ideeën van de<br />

Rede beseft de mens de onsterfelijkheid van het bovenzinnelijke in zich. In feite toont<br />

Schiller op die manier dat het zelfbehoud, dat volgens Burke centraal stond in de<br />

ervaring van het verhevene, ook een rol speelt in de analyse van Kant, maar op een<br />

andere manier. Bij Burke speelt de drang naar zelfbehoud een belangrijke rol in het<br />

opwekken van het verhevene, maar dat zelfbehoud mag niet reëel in gevaar zijn. In<br />

Kants analyse wordt de drang naar zelfbehoud behouden, maar enkel voor het zinne-

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!