06.09.2013 Views

JUIGCHEN IN DEN ADEL DER MENSCHLIJKE NATUUR

JUIGCHEN IN DEN ADEL DER MENSCHLIJKE NATUUR

JUIGCHEN IN DEN ADEL DER MENSCHLIJKE NATUUR

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

274 HOOFDSTUK 4<br />

77. Volgens Robert Wicks (1995) is het genie echter beter verzoenbaar met het concept van het verhevene<br />

dan met het schone, en belichamen de grootste kunstwerken – die gecreëerd zijn door<br />

genieën – een verzoening van het verhevene en het schone. Guyer (1995) spreekt dit echter<br />

tegen: volgens hem blijven ook werken van genie gebonden aan de zintuiglijke vorm, en ontstijgen<br />

ze die niet, zoals in het verhevene het geval is.<br />

78. Dergelijke afbeeldingen verliezen echter hun effect als ze niet meer als nieuw, maar als conventioneel<br />

beschouwd worden. “This is probably one of the reasons why the sublime has become<br />

generally debased as an aesthetic concept. The infinite vistas and terrifying events become mere<br />

signifiers of an outmoded theatricality” (Crowther 1989:155).<br />

79. Dit maakt het verhevene tot een inspiratiebron voor twintigste-eeuwse psychoanalytische concepten<br />

zoals het Unheimliche.<br />

80. Verder in zijn geschiedenis van het verhevene – Kirwan wijdt overigens, in tegenstelling tot de<br />

meeste andere historici van het verhevene, een volledig hoofdstuk aan Schiller – noemt hij Schillers<br />

teksten over het verhevene enigszins overdreven “the swan song of the sublime, as a discrete<br />

subject at least, within philosophical aesthetics” (Kirwan 2005:85).<br />

81. In het Schiller-Handbuch, samengesteld door Matthias Luserke-Jaqui (2005) worden alle teksten<br />

van Schiller besproken door verschillende auteurs. Gert Sautermeier bespreekt Die Räuber en<br />

wijst erop dat het niet de leesuitgave van het toneelstuk, maar de concrete opvoering van het<br />

stuk was dat zo’n succes bleek te zijn dat vreemden elkaar in de armen vielen en vrouwen in<br />

zwijm vielen (Sautermeier in Luserke-Jaqui 2005:8).<br />

82. Na een aantal omzwervingen was Schiller in 1787 naar Weimar getrokken, waar hij hoopte in<br />

contact te komen met Herder, Wieland en Goethe – enkel met Wieland had Schiller snel een<br />

goede band (Herder had het druk met andere zaken, de eerste ontmoeting met Goethe was geen<br />

succes – zie daarover Safranski (2005:319-323)). Aart Leemhuis vat kort samen hoe Schiller in<br />

Jena belandde: “Schiller richt in Weimar zijn scheppingskracht niet primair op de poëzie, met<br />

historisch werk probeert hij de maatschappelijke erkenning te verwerven die hem tot dan toe is<br />

onthouden. Met zijn Geschichte des Abfalls der vereinigten Niederlande von den Spanischen Regierung,<br />

gepubliceerd in 1788, lukt dat ook. Het werk wordt gunstig ontvangen en levert Schiller<br />

een professoraat op in de geschiedenis aan de universiteit van Jena. Helaas is het hoogleraarschap<br />

geen lucratieve baan; de hertog van Weimar zorgt echter voor enige financiële compensatie en<br />

voor een passende hofraadstitel. 26 mei 1789 spreekt Schiller zijn intreerede uit die, mede naar<br />

eigen zeggen, indruk maakt” (Leemhuis 1994:15). Safranski (2005:328-330) is minder sceptisch<br />

ten aanzien van het succes van Schillers inaugurele rede: het gereserveerde auditorium<br />

bleek te klein te zijn, en in een optocht werd naar een andere locatie uitgeweken.<br />

83. Hoewel de esthetica in Van Hemerts Beginzels beduidend minder aandacht krijgt dan de kentheorie<br />

en de ethiek, is Antoon van den Braembussches stelling dat de contemporaine receptie<br />

van Kant nagenoeg uitsluitend op de eerste twee Kritieken concentreerde, toch wat overtrokken.<br />

“Uitzonderingen op de regel waren sommige illustere tijdgenoten van Kant, zoals Schiller en<br />

Goethe, die juist in de Derde Kritiek een hoogtepunt zagen. Invloedrijke filosofen daarentegen<br />

lieten reeds tijdens de Romantiek zelf en ook later, in de loop van de negentiende en in het<br />

begin van de twintigste eeuw, nauwelijks een spaander heel van Kants Derde Kritiek. De genadeloze<br />

kritiek van Nietzsche op Kants esthetica spreekt wat dit betreft boekdelen. Alleen Kants<br />

theorie omtrent het artistieke genie vond hier en daar genade” (Van den Braembussche<br />

1997:68-69).<br />

84. Vanaf 1794 groeide de band tussen Schiller en Goethe, die hem zou aanzetten tot het hernemen<br />

van zijn literaire activiteiten. De samenwerking tussen deze beide grootheden van de Duitse literatuur,<br />

die bruusk werd afgebroken door Schillers vroegtijdige dood in 1805, zou de kern vor-

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!