06.09.2013 Views

JUIGCHEN IN DEN ADEL DER MENSCHLIJKE NATUUR

JUIGCHEN IN DEN ADEL DER MENSCHLIJKE NATUUR

JUIGCHEN IN DEN ADEL DER MENSCHLIJKE NATUUR

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

216 HOOFDSTUK 4<br />

Nog in die periode – het laatste decennium van de achttiende eeuw – schreef Schiller<br />

twee teksten over het verhevene, “Vom Erhabenen” (1793) en “Über das Erhabene”<br />

(pas gepubliceerd in 1801, maar vermoedelijk een vijftal jaar eerder geschreven 86 ). De<br />

eerste tekst is eigenlijk een reeks aantekeningen bij Kants “Analytik des Erhabenen”.<br />

In de tweede tekst ontwikkelt Schiller een eigen interpretatie, gebaseerd op maar niet<br />

beperkt tot Kants analyse. 87 Om die invulling van het verhevene te kunnen plaatsen<br />

is een korte uiteenzetting van Schillers schoonheidsopvatting én van zijn project van<br />

esthetische opvoeding noodzakelijk.<br />

4.2.2. Schillers esthetisch idealisme<br />

4.2.2.1. Vrijheid in de verschijning<br />

Schillers filosofie wordt vaak aangeduid met de term esthetisch idealisme, omdat hij<br />

in het esthetische de mogelijkheid ziet om een brug te bouwen tussen het zinnelijke<br />

en het bovenzinnelijke. 88 In Über die ästhetische Erziehung des Menschen betoogt hij<br />

dat de esthetische staat het uiteindelijke doel is van de menselijke samenleving. Dit<br />

is echter niet alleen een pleidooi voor de kunst, het is ook een fundamentele kritiek<br />

op Kant. Als het zinnelijke en het bovenzinnelijke verbonden kunnen worden, betekent<br />

dit dat het kantiaanse onderscheid tussen theoretische en praktische Rede op de<br />

helling komt te staan. Volgens Kant kan de mens met zijn theoretische Rede immers<br />

alleen kennis verwerven over de fenomenen, en is de praktische Rede eerder gericht<br />

op het morele handelen, dat uiteindelijk gefundeerd is op de categorische imperatief,<br />

die onbewijsbaar want onkenbaar is. Schillers esthetisch idealisme legt de verantwoordelijkheid<br />

voor een morele samenleving volledig bij de individuele mens (pas als<br />

het individu de esthetische staat bereikt heeft, kan de samenleving naar datzelfde<br />

niveau opgetild worden): de categorische imperatief blijft gelden, maar Schiller<br />

brengt Kants abstracte systeem dichter bij de concrete mens.<br />

Schiller was dan wel een student van de kantiaanse filosofie, hij bleef duidelijk niet<br />

tot in het uiterste detail trouw aan Kant. In de vroege jaren 1790 zette hij zich aan<br />

de studie van de Kritieken, maar in tegenstelling tot bij voorbeeld Van Hemert, legde<br />

de schrijver Schiller de nadruk op de esthetica. 89 Schillers grootste ‘probleem’ met<br />

Kants esthetica is dat het object er nagenoeg volledig uit verdwenen is. Kant<br />

beschrijft de esthetische ervaring (en haar bestaansvoorwaarden), en daarbij reduceert<br />

hij esthetica tot een subjectief verschijnsel. Schiller wil echter weten wat de kunst dan<br />

daadwerkelijk doet, wat haar rol is. Daarvoor is een studie van het object nodig. In<br />

Kallias, oder über die Schönheit ontwikkelt hij gaandeweg een nieuwe visie op schoonheid.<br />

Het vertrekpunt is nog steeds de Kritik der Urteilskraft, maar hij neemt geen<br />

vrede met de besluiten die daaruit getrokken worden. 90<br />

In het spoor van Kant stelt Schiller dat het schone niet afhankelijk is van de zuivere<br />

of theoretische rede: het smaakoordeel is geen kennisoordeel. Dus moet er een verband<br />

zijn met de praktische rede. De praktische rede stuurt het moreel handelen, dat

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!