06.09.2013 Views

JUIGCHEN IN DEN ADEL DER MENSCHLIJKE NATUUR

JUIGCHEN IN DEN ADEL DER MENSCHLIJKE NATUUR

JUIGCHEN IN DEN ADEL DER MENSCHLIJKE NATUUR

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

12 HOOFDSTUK 1<br />

sous gaat: Longinus verdedigt Plato 21 , valt Caecilius aan, toont waaruit de grootsheid<br />

van waarlijk grote schrijvers bestaat, en geeft een aantal richtlijnen om het verhevene<br />

te bereiken door het juist soort mens te worden.<br />

Volgens Olson (1942:232) bouwt Longinus zijn betoog op rond drie sleutelbegrippen:<br />

auteur, werk en publiek. Olsons kader kan inderdaad op Peri hupsous gelegd<br />

worden: het verhevene heeft te maken met de grootheid van schrijvers, met kwaliteiten<br />

in het werk, en met de vervoering die de tekst teweegbrengt in het publiek. Olson<br />

verwijst naar die vervoering bij het publiek terecht met het Griekse woord ‘ekstasis’,<br />

maar hij gaat voorbij aan een fase die de ekstasis vaak voorafgaat: de ekplexis. Ekplexis<br />

is de schok van het verrassende, het onbekende en (schijnbaar) betekenisloze; ekstasis<br />

is het positieve effect van het verhevene dat volgt op de ekplexis, de vervoering.<br />

In wat volgt zal ik Peri hupsous bespreken aan de hand van een aantal kernbegrippen<br />

die uit de tekst naar voren komen. Olsons driedeling is daarbij bruikbaar, maar<br />

onmogelijk rigoureus vol te houden. Russells vier centrale aandachtspunten zijn overigens<br />

niet in tegenspraak met die onderverdeling. Integendeel, Russell (1981)<br />

betoogt immers dat Longinus in Peri hupsous, om de vier aandachtspunten in de verf<br />

te zetten, voortdurend retorische technieken gebruikt. Dat Longinus in de bespreking<br />

van specifieke stijlelementen die stijlelementen tegelijkertijd gebruikt, en zo zijn<br />

eigen theorie illustreert, is één van de meest opgemerkte curiositeiten in de tekst. 22<br />

Maar uit Russells uiterst scherpzinnige analyse blijkt dat Longinus zijn publiek nog<br />

veel meer bespeelt door de lezers ook te betrekken in de polemiek die hij uitvecht met<br />

Caecilius.<br />

Ik vertrek van de reactie van het publiek, want – in de woorden van Samuel Monk,<br />

auteur van het standaardwerk The Sublime (1935) 23 – “The test of the sublime is in<br />

its effect” (Monk 1935:12). Het verhevene wordt in de eerste plaats geduid als een<br />

ervaring, opgewekt door het werk, waardoor het publiek “in één klap de volle kracht<br />

van de redenaar” (I, 4. Longinus 2000:22), zijn grootheid of hupsos, erkent. Die reactie<br />

is vervoering, bewondering en verbijstering of, om de Griekse termen te gebruiken:<br />

enthousiasme, ekplexis en ekstasis. Vervolgens komen de kwaliteiten in het werk<br />

zelf, die deze reactie opwekken aan bod – Longinus verwijst naar vijf ‘bronnen’.<br />

Dankzij deze bronnen in de tekst ontstaat er een vorm van identificatie tussen auteur<br />

en lezer: “onze ziel verheft zich, onwillekeurig, door wat werkelijk subliem is. Ze<br />

neemt een hoge vlucht en wordt van vreugde vervuld, vreugde en trots, alsof ze wat<br />

ze hoorde zelf heeft gemaakt” (VII, 2. Longinus 2000:29). Dit alles heeft volgens<br />

Longinus verreikende gevolgen. Hoewel men het verhevene alleen ervaart, gaat het<br />

hier in geen geval om een solipsistische ervaring van lust: Longinus verbindt culturele<br />

en ethische elementen aan het verhevene. 24

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!