06.09.2013 Views

JUIGCHEN IN DEN ADEL DER MENSCHLIJKE NATUUR

JUIGCHEN IN DEN ADEL DER MENSCHLIJKE NATUUR

JUIGCHEN IN DEN ADEL DER MENSCHLIJKE NATUUR

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

332 HOOFDSTUK 6<br />

eigen in haar opgewekten prikkel en zelfverheffing gepaard is: en het is dus<br />

wel te recht, dat Longijn van ’t verhevene zegt, dat men ’t aan dit zelfgevoel<br />

van verheffing erkent, en dit als ’t criterium dezer eigenschappen in<br />

een rede moet aanmerken (Bilderdijk 1821a:17).<br />

De menselijke ziel stijgt boven de zintuiglijke wereld uit, het gevoel van het verhevene<br />

is het besef van deze hogere bestemming. Opnieuw lijkt Bilderdijk erg dicht in<br />

de buurt te komen van het Duits-Idealistische Erhabene, maar er is een cruciaal verschil:<br />

voor Bilderdijk kan het verhevene niet anders dan hoogstbehaaglijk aandoen.<br />

Bij hem is er geen spoor van de Unlust die voor het kantiaanse Erhabene onmisbaar<br />

was, en die in Schillers invulling getoond maar niet beleefd werd.<br />

In de aantekening bij deze passage wordt beklemtoond dat het verhevene niet gelijk<br />

is aan “de hoogste volkomenheid welke men by eene zaak aantreft” (Bilderdijk<br />

1821a:76) 39 noch aan grootheid (Bilderdijk 1821a:78). Beide zijn immers hoedanigheden<br />

van het object. Bilderdijk besteedt vooral aandacht aan de tegenstelling tussen<br />

het grote en het verhevene, waardoor hij impliciet ingaat tegen Addison, en de meerderheid<br />

van de Nederlandse auteurs over het verhevene, die beide termen vaak als<br />

synoniemen gebruikten. Zijn visie op het grootse lijkt sterk op die van Schiller – de<br />

beheersing van zinnelijke kracht door grotere zinnelijke kracht – “De GROOTHEID<br />

berust in het aanschouwelijke denkbeeld; de VERHEVENHEID in het verheffend<br />

gevoel dat het voorwerp by die voorstelling in ons verwekt” (Bilderdijk 1821a:81).<br />

Maar het onderscheid is er wel degelijk: “GROOT doet het verstand; VERHEVENHEID<br />

het hart aan, en die tweederlei hoedanigheden vloeien niet noodwendig, en dus niet<br />

altijd in één” (Bilderdijk 1821a:82). Bilderdijk doet geen beroep op een idee van<br />

weerstand of geweld, maar enkel op het onverdeeld positieve gevoel van het hart.<br />

Hij valt dus niet terug op de achttiende-eeuwse tradities van het verhevene, waarin<br />

het verhevene als een gemengd gevoel naar voren kwam. Hij keert terug naar de oerbron:<br />

Longinus’ Peri hupsous. In het vervolg van zijn tekst vertaalt hij heel wat passages<br />

van Longijn – opvallend daarbij is dat hij geen gebruik maakt van de redelijk<br />

recente vertaling door Matthijs Siegenbeek (1811) 40 – die hij vervolgens van commentaar<br />

voorziet. In die commentaren zet hij de inzichten van Longinus naar zijn<br />

hand. Zo vult hij Longinus’ opmerking dat men het verhevene herkent aan het “zelfgevoel<br />

van verheffing” 41 aan met twee andere passages:<br />

Het onfeilbaar kenmerk des verhevenen, zegt de evengenoemde Wijsgeer<br />

en Redenaar, is, dat wy gevoelen dat een rede ons veel te denken geeft; terstond<br />

eene uitwerking op ons doet, waaraan men niet wederstaat; en een<br />

blijvenden indruk nalaat, die zich niet dan met moeite laat uitwisschen; en<br />

“op den duur, en alom, en op allen zijn werking doet.” En elders: Het verhevene<br />

“brengt eene zekere ontzetting in ons te weeg, het verrukt en vervoert<br />

ons; ’t geeft eene edele kracht aan de rede, eene onoverwinnelijke<br />

kracht die de ziel des hoorders verheft. Het treft als een bliksem, en toont<br />

in eens alle de krachten des Redenaars tot één vergaderd.” Hoe opgeschikt,

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!