06.09.2013 Views

JUIGCHEN IN DEN ADEL DER MENSCHLIJKE NATUUR

JUIGCHEN IN DEN ADEL DER MENSCHLIJKE NATUUR

JUIGCHEN IN DEN ADEL DER MENSCHLIJKE NATUUR

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

268 HOOFDSTUK 4<br />

30. Van Hemert diende zijn ontslag in in maart 1796, zijn vrouw overleed in januari 1797 (Plat &<br />

Wielema in Van Hemert 1987:20). Zie ook Vuyk (1995:39)<br />

31. Hij was echter niet de eerste: uit een brief van een Berlijnse predikant aan Kant blijkt dat er al in<br />

1786 Nederlanders bezig waren met Kants filosofie. Plat en Wielema noemen verder nog enkele<br />

vroege Kant-lezers, zoals Gerrit van der Voort, Allard Hulshoff en Hendrik Constantijn Cras<br />

(Plat & Wielema in Van Hemert 1987:19). Van Hemert was wel de eerste die nadrukkelijk probeerde<br />

de filosofie van Kant in brede kring te verspreiden. Over “Die erste niederländische<br />

Kant-Rezeption 1786-1850”, zie Wielema (1988).<br />

32. Zie hierover Kouwenberg (2004).<br />

33. Iets verder in de tekst stelt Van Hemert dat Beattie wel gezond verstand, maar geen kritische<br />

rede bezat (Van Hemert 1796a:xiv). Van Hemert viseert daarmee uiteraard niet alleen Beattie,<br />

maar de gehele common sense-filosofie, die in Nederland sterk stond. Van Hemert had eerder<br />

de felheid van de filosofische debatten bekritiseerd: “Men stelde, men bewees, men wederlegde,<br />

men verketterde elkander – en dat, niet zelden, met eene bitterheid, welke geen geslacht minder<br />

voegt, dan dat der Wysgeeren” (Van Hemert 1796a:vi). Maar in de vele polemieken waarin Van<br />

Hemert betrokken raakte – voor en ná zijn bekering tot het kantianisme – toonde hij zich zelf<br />

wel eens van zijn giftigste kant. In de voorrede tot het tweede deel zegt hij te zullen zwijgen over<br />

de recensie van het eerste deel in de Algemeene Vaderlandsche Letteroefeningen – het tijdschrift dat<br />

eerder al ter sprake kwam als spreekbuis van de common sense-denkers – maar Van Hemert laat<br />

toch niet na te vermelden dat de recensent behoort tot die mensen die “by hunne onwetendheid<br />

en oppervlakkigheid, nog eenige zoodanige onbeschaamdheid en waanswysheid voegen” (Van<br />

Hemert 1796b:xxiv). Een aantal bladzijden verder zwijgt hij nog steeds: “Maar al genoeg van<br />

deze sophistische wartaal eenes onkundigen Recensenten!” (Van Hemert 1796b:xxvi). Aan het<br />

slot van de voorrede bij het derde deel brengt Van Hemert verheugd verslag uit van een aantal<br />

Engelstalige werken over Kant, inclusief dat van “eenen onbeduidenden Brit […], die den verheven<br />

wysgeer van Koningsberg zoo weinig verstaat, als de Schryvers der algemeene vaderlandsche<br />

Letteroefeningen” (Van Hemert 1797:xxiv). Ook in de korte voorrede van het vierde deel<br />

‘zwijgt’ Van Hemert hardnekkig over het feit dat de anonieme recensent van de Letteroefeningen<br />

hem verkeerd geciteerd heeft (Van Hemert 1798:vi-viii).<br />

34. Sassen noemt die religieuze dimensie typisch voor de wijsbegeerte van de eerste helft van de<br />

negentiende eeuw: hij stelt dat de wijsbegeerte optreedt als “dienstmaagd, zoal niet van de theologie,<br />

dan toch van den Christelijken godsdienst” (Sassen 1954:285). Ook voor de strijd voor de<br />

kritische wijsbegeerte gold “dat deze strijd vóór alles tot inzet heeft gehad de vraag, of de grondbeginselen<br />

van Kant tot steun kunnen strekken voor het Christelijk geloof en de Christelijke<br />

zedenleer, dan wel als een gevaar voor de Christelijke geloofsovertuiging moeten worden<br />

beschouwd. De vraag naar de wijsgerige waarde van die beginselen en naar de mogelijkheid, ze<br />

voor de rede critisch te verantwoorden, treedt daarbij volkomen op den achtergrond” (Sassen<br />

1954:292).<br />

35. “Die Darstellung des Erhabenen in der KU [Kritik der Urteilskraft, CM] und nicht die frühen<br />

Überlegungen in den Beobachtungen gilt als Paradigma des Kantischen Erhabenen, denn erst in<br />

der KU arbeitet Kant die Tradition dieses Begriffes in kritischer Weise in sein Theoriegebäude<br />

ein” (Peña Aguado 1994:39).<br />

36. “Het onderscheid tussen het zinnelijke en het boven-zinnelijke, de fenomenen en de noumena,<br />

is in Kants ogen dus meteen ook dat tussen het kenbare en het onkenbare” (Spinoy 1994:49).<br />

37. Schmidt noemt Leibniz, Wolff en Newton als de belangrijkste invloeden op de voorkritische<br />

Kant (Schmidt in Kant 2003:21-24). Veenbaas en Visser bevestigen dit in hun inleiding tot de<br />

Kritiek van de zuivere rede: “Kant is aanvankelijk dogmatisch rationalist. Hij hangt tot omstreeks<br />

1760 het systeem van Leibniz-Wolff aan, dat een systematisering van de ideeën van Leibniz

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!