06.09.2013 Views

JUIGCHEN IN DEN ADEL DER MENSCHLIJKE NATUUR

JUIGCHEN IN DEN ADEL DER MENSCHLIJKE NATUUR

JUIGCHEN IN DEN ADEL DER MENSCHLIJKE NATUUR

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

302 HOOFDSTUK 5<br />

toch vermoeden dat de eenheid die in poëtische teksten mogelijk is, ook mogelijk<br />

moet zijn voor het hele spectrum van het menselijke bestaan.<br />

Kinkers verzen hebben als achtergrond de idee der Identiteit, van de eenheid<br />

van het ware, het goede en het schone en worden gedragen door de<br />

in velerlei vormen, door tal van dichters en denkers gekoesterde verwachting<br />

van een daarop gebaseerde aardse geluksstaat (Rispens 1960:94). 34<br />

Ook Hanou en Vis stelden de gelijkenissen met Schillers visie al vast: “in zijn literaire<br />

opvattingen zoekt hij vooral aansluiting bij de Kantiaan Schiller” (Hanou & Vis in<br />

Kinker 1992:16). 35 George J. Vis (1987) gaat kort in op het motto dat aan Kinkers<br />

programmatische gedicht “De dichtkunst” voorafgaat (Kinker 1819:144-150). Kinker<br />

citeert er uit Schillers “Über den Gebrauch des Chors in der Tragödie”, de inleiding<br />

op Die Braut von Messina, een toneelstuk uit 1803. In dat citaat gaat het om de<br />

opgave van de dichter om de lezer-toeschouwer niet enkel een vrijheidsdroom voor<br />

te spiegelen, maar hem daadwerkelijk vrij te maken door het werk. De lezer-toeschouwer<br />

moet bewust gemaakt worden van de geestelijke dimensie van het werk. De<br />

zinnelijke wereld moet veranderd worden in een vrij werk van de geest, het materiële<br />

aspect van de werkelijkheid moet door ideeën overheerst worden.<br />

Dit sluit aan bij Schillers definitie van schoonheid als vrijheid in de verschijning. Het<br />

schone voorwerp (en dus ook: het literaire werk) blijft deel uitmaken van de zinnelijke<br />

wereld, en is dus per definitie onderworpen aan zinnelijke regels, maar doordat<br />

die Kunstmäßigkeit niet overheerst in de waarneming – in de esthetische waarneming<br />

gaat het om de vorm, niet de stof – slaagt het erin de bovenzinnelijke werkelijkheid<br />

te suggereren. Het is wel bepaald door (zinnelijke) regels, maar het gaat om – met een<br />

allusie op het genie – “eine Regel, die von dem Dinge selbst zugleich befolgt und<br />

gegeben ist” (Schiller 1992:208), en daardoor lijkt het boven de regels uit te stijgen.<br />

Het schone voorwerp is schoon omdat het lijkt alsof het de aardse realiteit overstijgt,<br />

door de analogische overeenkomst met het bovenzinnelijke. In schone literatuur<br />

wordt als het ware een brug geslagen tussen beide rijken, vandaar dat Schiller de<br />

esthetische staat als een ideaalbeeld naar voren schuift: zinnelijk en bovenzinnelijk<br />

zijn dan in een harmonieus spel en daarvoor moet de mens “alles innre veräuβern und<br />

alles äussere formen” (Schiller 1962:344).<br />

De gelijkenis met Kinkers literatuurtheorie is treffend. Vooral de wisselwerking tussen<br />

zinnelijk en bovenzinnelijk springt in het oog (Kinkers sociale project komt minder<br />

duidelijk naar voren in zijn poëtische en poëticale teksten 36 ). Schiller houdt echter<br />

altijd vast aan een grens tussen beide werelden, literatuur blijft een zinnelijke<br />

uiting. Kinker gaat een stap verder: “Het verband der beide werelden, of, wil men<br />

liever, der twee elkander begrenzende gedeelten van de ééne en algeheele wereld<br />

dringt zich dan met meer kracht aan onze overtuiging op” (Kinker 1819:xix). Kinker<br />

gelooft dat literatuur en schoonheid ons erop wijzen dat stof en geest in hun diepste<br />

kern “ééne en algeheele wereld” vormen. Voor Schiller was de ultieme bestemming<br />

van de mens op aarde de esthetische staat, een staat waarin zinnelijk en bovenzinne-

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!