februari 2013 nummer 1

over E. schoenlandii. Detlef Schnabel
laat een nieuwe variëteit, namelijk E. polygona
var. hebdomadalis, het levenslicht
zien. Deze variëteit is afkomstig van de
Seweweekspoort en werd vroeger beschouwd
als een vorm van E. horrida.
De productieve Rikus van Veldhuisen
komt nogmaals aan bod in dit nummer,
en wel met een verhaal over E. filiflora.
Verscheidene natuurlijke locaties passeren
de revue. Leonard Newton gaat in
op het droeve lot van de in Kenia voorkomende
boomvormige E. cussonioides.
Te verwachten valt dat de overlevingskansen
van deze soort in het wild minimaal
zijn.
Aan de andere kant van de wereld verschijnt
6 keer per jaar de Cactus and
Succulent Journal (84-6). James en
Drover hebben onderzoek gedaan naar
het voorkomen van Dudleya stolonifera,
een zeldzame soort die rond Laguna
Beach, California te vinden is. Fred
Kattermann doet verslag van het IOScongres
dat in juli op Cuba gehouden
is. Het verslag concentreert zich vooral
op de succulenten die op Cuba te vinden
zijn. Een artikel van Matt Maggio
gaat in op mijten die op agaven voorkomen.
Adviezen worden gegeven om
een aantasting door deze, met het blote
oog niet zichtbare mijten (familie
Eriophyoideae, geslacht Oziella) te voorkomen
en te bestrijden. De reisverslagen
van John Pilbeam zijn altijd lezenswaard,
en dat geldt ook voor dit verslag
van een reis in de Mexicaanse staat
Hidalgo. Mammillaria amajacensis en
Echeveria halbingeri var. sanchez-mejoradae
staan centraal in dit verslag.
Het in België gepubliceerde CaVeKa
(25-10) bevat plantbesprekingen van
Hildewintera colademononis (Frans
Cuypers), van Ariocarpus agavoides
(Freddy Lampo, met een uitgebreide
nomenclatuurbespreking), van
Crassula var. falcata (A. Mateur), van
Mammillaria mieheana (A. Mateur),
en van Sedum clavatum (Paul Neut).
Ook CaVeKa (25-11) wordt vooral
196
gekenmerkt door plantbeschrijvingen,
en wel van Mammillaria halei (Freddy
Lampo, met een nomenclatuurbespreking),
van Anacampseros karasmontana
(= A. dielsiana), Echinocereus viridiflorus
en Bowiea volubilis (alle van Paul
Neut). Verder wijdt Robert Huyghe enkele
woorden aan Adrian Haworth.
In International Cactus Adventures
(no. 97, januari 2013) laat Joël Lodé
een aantal nieuwe naamcombinaties
het levenslicht zien, en vereeuwigt
hij Leuenberger door het geslacht
Leuenbergeria naar hem te vernoemen.
Dit geslacht, met Pereskia quisqueyana
als typesoort, omvat de ‘noordelijke’
pereskia’s. De bijdrage van Michel
Brossier gaat over Adromischus marianiae
fa. herrei, die van Jose Miguel Acuña
over de groeiplaats van Melocactus radoczii
op Cuba. Joël Lodé vraagt zich
af of cactussen en dinosauriërs tegelijk
op aarde voorkwamen. Het artikel van
Guillot Ortiz en Van der Meer behandelt
Agave lophantha en haar cultivars
in Spanje. Een zevental infraspecifieke
taxa van deze soort wordt in Spanje
gekweekt.
In Kakteen und andere Sukkulenten
(64-2) rapporteert Konrad Herm over
de groeiplaats van Discocactus horstii.
In een kort artikel presenteert Peter
Mansfeld drie nieuwe ondersecties
(Sansevieria, Stolonifera, Hastifolia) binnen
de sectie Sansevieria van het geslacht
Sansevieria. Andreas Hofacker
brengt een van de drie hatiora-soorten
voor het voetlicht, en wel de met
magentakleurige bloemen getooide
Hatiora herminiae, een juweel onder
de epifytische cactussen, aldus de auteur.
Natuuropnames gaan vergezeld
van cultuuradviezen. Jörg Ettelt brengt
een aantal planten uit zijn collectie voor
het voetlicht. Het thema van dit artikel is
‘witte haren als schoonheidskenmerk’,
en binnen dit thema vallen voor de auteur
soorten als Gymnocactus beguinii
en Mammillaria hahniana, maar ook
©Succulenta jaargang 92 (4) 2013