15.01.2019 Views

februari 2013 nummer 1

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

EUPHORBIA OBESA:<br />

DE DIKKE WOLFSMELK<br />

Theo Heijnsdijk<br />

Als een kostbare zeldzaamheid geldt met alle recht de Dikke-<br />

Wolfsmelk, E. obesa, welke een voorzichtige verzorging eischt.<br />

Stel u voor een min of meer omgekeerd-eivormigen kogel van<br />

bleekgroene kleur, die in de cultuur ongeveer 4 tot 8 cm hoog<br />

wordt en ietwat smaller. Volkomen volwassen exemplaren kunnen<br />

tot 12 cm hoog en 8 cm dik worden; jonge exemplaren zijn<br />

echter bijkans kogelrond tot platrond en hebben naar den vorm<br />

dan wel iets weg van een zeeappel. Deze plant is inderdaad<br />

van een vreemde verschijning, wier gladde rondheid slechts gebroken<br />

wordt door 8 breede, lage ribben, die alleen op den rug<br />

met talrijke, zeer dicht bijeenstaande, bruine stippen is bezet. De<br />

groenachtige bloeiwijzen worden nabij het centrum op de kruin ontwikkeld op korte<br />

of langere, met schutblaadjes bezette steeltjes die na den bloei spoedig afvallen.<br />

Men moet deze soort des winters goed in het licht zetten en bij vorstig weder beschermen<br />

tegen de neer-vallende koude der glasruiten. In den zomer kan men den<br />

groei duidelijk volgen aan de frischgroene, puntig toelopende banen over de zwellende<br />

kruin der plant. Deze soort stoelt niet uit noch vertakt ze zich. Ze behoort tot<br />

de tweehuizige soorten.<br />

Tot zover de tekst van A.J. van Laren in het Verkade album “Vetplanten” uit 1932.<br />

Zie de afbeelding.<br />

In 1897 zond professor Peter Mac<br />

Owan, een in Zuid-Afrika werkzame<br />

Britse botanicus, een exemplaar van de<br />

al sinds 1774 bekende Euphorbia meloformis<br />

naar de Royal Gardens in Kew bij<br />

Londen. Dat dacht hij tenminste. Toen<br />

de plant in 1899 in de succulentenkas<br />

in bloei kwam bleek het toch duidelijk<br />

een andere soort te zijn. Volgens de geschiedschrijving<br />

verdween deze unieke<br />

plant daarna uit de Kew-collectie (waarschijnlijk<br />

een verhullende manier om te<br />

zeggen dat de plant dood ging). Gelukkig<br />

hadden ze tekeningen in kleur gemaakt<br />

van de bloeiende plant (afb.1).<br />

Dat gaf genoeg houvast aan Sir Joseph<br />

Dalton Hooker, de huisbotanicus<br />

van Kew, die in deze rubriek al meerdere<br />

malen genoemd is, om in 1903<br />

tot een beschrijving over te gaan. E.<br />

obesa is een tweehuizige soort, waarbij<br />

een plant alleen vrouwelijke óf alleen<br />

mannelijke bloeiwijzen ontwikkelt. De<br />

tekening toont duidelijk een vrouwelijke<br />

plant, maar in een detailtekening worden<br />

‘meeldraden’ getoond (nr. 4 op de plaat)<br />

en in de beschrijving staat: “Filaments<br />

anantherous, hirsute” en dat betekent<br />

dat de meeldraden borstelig behaard zijn<br />

(hirsute) en geen helmknoppen dragen<br />

(anantherous). Het betreft vast meeldraden<br />

in aanleg die zich niet ontwikkelen<br />

in een vrouwelijk cyathium. Of zou Hooker<br />

de ingesneden slippen van het bekervormig<br />

omhulsel (involucrum) voor<br />

meeldraden aangezien hebben?<br />

E. obesa bleef enige tijd zeer zeldzaam.<br />

In 1907 meldt Alwin Berger in<br />

zijn ‘Sukkulente Euphorbien’ dat de<br />

plant uit Kew tot dusver het enige bekende<br />

exemplaar is. En in het deel over<br />

de Euphorbiaceae in de ‘Flora Capensis’<br />

meldt N.E. Brown in 1915 nog dat er alleen<br />

vrouwelijke planten bekend zijn. In<br />

©Succulenta jaargang 92 (6) <strong>2013</strong> 251

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!