februari 2013 nummer 1

mogelijk te maken, zowel in natuurlijke
populaties als in ex situ
plantenverzamelingen van de geselecteerde
soorten;
• Vergelijken van de genetische diversiteit
tussen natuurlijke populaties
en ex situ plantenverzamelingen
van de geselecteerde soorten;
• Uitwerken van concrete actieplannen
voor de instandhouding van
de soorten in kwestie;
• Ontwikkelen van algemene richtlijnen
en een protocol voor het
verwerven van nieuwe aanwinsten
voor ex situ plantenverzamelingen,
die gebruikt kunnen worden door
verzamelaars en plantentuinen over
de hele wereld in het kader van
Doel 8 van de GSPC.
Op dit moment werken een viertal onderzoekers
en twee laboranten verbonden
aan de Onderzoeksgroep Zaadplanten
en de Plantentuin van de Universiteit
Gent mee aan de uitvoering van dit
project.
Monstername en laboratoriumwerk
Uit de drie plantenfamilies werden enkele
taxa gekozen voor deze studie.
Hiervoor werden vaste criteria gebruikt,
namelijk (1) aanwezigheid in een representatief
aantal ex situ verzamelingen,
(2) goed gedocumenteerde oorsprong
van het verkregen materiaal, (3)
beschikbaarheid van door specialisten
geïdentificeerd materiaal, en (4) vermelding
als ‘Vulnerable’ (kwetsbaar), ‘Endangered’
(bedreigd) of ‘Critically endangered’
(zeer sterk bedreigd) op de
rode lijsten van de IUCN.
Om het nodige plantenmateriaal te
verkrijgen voor het genetische laboratoriumonderzoek
werden enerzijds plantentuinen
en arboreta aangeschreven
met de vraag of ze monsters met de nodige
herkomstgegevens wilden leveren
voor het onderzoek. Voor Hydrangea en
Magnolia bestaan de monsters uit enkele
jonge blaadjes. Bij cactussen is er
natuurlijk het probleem dat er geen bladeren
zijn. Gelukkig publiceerden enkele
Afb. 1: Paposo - gebied met een hoge graad van endemisme
©Succulenta jaargang 92 (6) 2013 273