februari 2013 nummer 1

Afb. 12: Close-up van de vruchtjes van de plant van
afb. 11
Afb. 13: Monstrueuze bloeiwijze bij E. obesa ssp. obesa
“Rocky Mountain”
Afb. 14: Rechts een zaailing van E. obesa ssp. obesa
met 3 kiemblaadjes
258
is. Afb. 16 toont een dergelijke plant
in een meer gevorderd stadium. Dit
gaat dus allemaal om nakomelingen
van een monstrueuze vrouwelijke
plant die met stuifmeel van een
normale mannelijke plant bestoven
is. Het verschijnsel lijkt in ieder geval
een erfelijke component te hebben.
Ik ben benieuwd hoe groot
het percentage afwijkende nakomelingen
is als de leverancier van
het stuifmeel ook een monstrueuze
vorm is.
Rest me nog om te vertellen dat
E. obesa nogal makkelijk kruist met
andere soorten en dat de planten in
onze collecties niet allemaal soortecht
zullen zijn. In 1938 stond al
een foto van E. obesa x submammillaris
in ‘Succulenta’. Daarnaast
is een cultivar in de handel onder
de naam “William Denton” en daarvan
wordt wel beweerd dat het een
hybride met E. mammillaris is. Veel
voorkomend zijn hybriden met E.
meloformis. Deze onderscheiden
zich onder andere van de soortechte
obesa doordat de bloeistengeltjes
net als bij E. meloformis, meestal
niet afvallen na de bloei. Er zijn ook
hybriden met E. horrida, E. globosa
en E. ferox bekend.
Literatuur:
White, A., Dyer, R., & Sloane, B.
(1941). The Succulent Euphorbiae
2: 559, App A: 964.
Berger, A. (1907). Sukkulente Euphorbien,
Ulmer Verlag, Stuttgart
p. 102.
Brown, N.E., Hutchinson,J., Prain, D.
(1915). Euphorbiaceae in Thiselton-Dyer,
Flora Capensis, William
Clowes and Sons, London, Vol 5,
sect 2, part 2, p. 359.
Hartog, P.H., (1983) De sexuele
spelingen van Euphorbia obesa,
Succulenta 62 (11): 258.
Hooker, J. (1903). Curtis’s Botanical
Magazine 129, tab 7888.
©Succulenta jaargang 92 (6) 2013