68924 <strong>BELGISCH</strong> <strong>STAATSBLAD</strong> — 23.09.2004 — <strong>MONITEUR</strong> <strong>BELGE</strong>4 o elke publiek- of privaatrechtelijke natuurlijke of rechtspersoon die ander afvalwater dan industrieel afvalwaterloost in de ontvangers bedoeld in 1 o wegens een bevoorrading die van de openbare distributie komt, met uitzonderingvan lozingen van landbouwafvalwater gelijkgesteld met huishoudelijk afvalwater uit inrichtingen waar dierengehouden en gefokt worden en die aan de door de Waalse Regering bepaalde voorwaarden voldoen.Onderafdeling 2. — Bijzondere bepalingen betreffende het lozen van industrieel afvalwaterArt. 277. De jaarlijkse belasting op het lozen van industrieel afvalwater is evenredig met de hoeveelheidverontreinigende stoffen ervan berekend overeenkomstig de in de artikelen 279 en 282 bepaalde formules.De in aanmerking te nemen hoeveelheid verontreinigende stoffen is die van het industriële afvalwater geloosdgedurende het jaar dat aan het belastingjaar voorafgaat.Art. 278. De belasting per eenheid verontreinigende stoffen van het geloosde industriële afvalwater, hiernaeenheidsbelasting genoemd, is vastgesteld op 8,9242 euro.Art. 279. De hoeveelheid verontreinigende stoffen van het geloosde industriële afvalwater wordt berekend aan dehand van de volgende formule :N=N1+N2+N3+N4waarbij :* N = het totale aantal eenheden verontreinigende stoffen;* N1 = Q/180 (a + 0,35 x MS/500 + 0,45 (DCO/525)) x (0,4 + 0,6 d)waarbij :N1 = het aantal eenheden verontreinigende stoffen verbonden aan de aanwezigheid van zwevende en oxydeerbarestoffen;Q = het dagelijks gemiddelde volume van het industriële afvalwater, exclusief koelwater, uitgedrukt in liter,geloosd door het bedrijf tijdens de drukste maand van het jaar; het gemiddelde volume is het resultaat van de delingvan het maandelijkse volume door het aantal lozingsdagen tijdens de drukste maand;MS = het gehalte aan zwevende stoffen, uitgedrukt in mg/l, van het ruwe water waarop Q betrekking heeft;COD = het chemische zuurstofverbruik, uitgedrukt in mg/l, van het water waarop Q betrekking heeft nabezinking van twee uren;a = een coëfficiënt met als waarde 0,2, behalve als het water rechtstreeks in het oppervlaktewater wordt geloosd;dan is de waarde gelijk aan 0;d = de verbeterende factor resulterende uit een breuk met als noemer 225 en als teller het aantal dagen gedurendedewelke afvalwater wordt geloosd; die factor wordt in aanmerking genomen voor de seizoengebonden of periodiekeactiviteiten waarvoor kan worden bewezen dat gedurende minder dan 225 kalenderdagen per jaar afvalwater wordtgeloosd; in de andere gevallen is de factor gelijk aan 1.* N2 = (Q1 (Xi + 0,2 Yi + 10 Zi))/500waarbij :N2 = het aantal eenheden verontreinigende stoffen verbonden aan de aanwezigheid van zware metalen;Q1 = het jaarlijkse volume industrieel afvalwater, exclusief koelwater, uitgedrukt in m 3 , dat tijdens het jaar isgeloosd;Xi = de som van de gemiddelde arsenicum-, chroom-, koper-, nikkel-, lood-, zilverconcentraties, gemeten in hetwater waarop Q1 betrekking heeft en uitgedrukt in mg/l;Yi = de gemiddelde zinkconcentratie, gemeten in het water waarop Q1 betrekking heeft en uitgedrukt in mg/l;Zi = de som van de gemiddelde cadmium- en kwikconcentraties, gemeten in het water waarop Q1 betrekking heeften uitgedrukt in mg/l.* N3 = (Q1 (N + P))/10 000waarbij :N3 = het aantal eenheden verontreinigende stoffen verbonden aan de aanwezigheid van voedingsstoffen;N = de gemiddelde concentratie van totale stikstof, gemeten in het afvalwater waarop Q1 betrekking heeft enuitgedrukt in mgN/l;P = de gemiddelde concentratie van totaal fosfor, gemeten in het afvalwater waarop Q1 betrekking heeft enuitgedrukt in mg P/l;* N4 = 0,2.Q2 dt/10 000waarbij :N4 = het aantal eenheden verontreinigende stoffen verbonden aan het temperatuurverschil tussen het geloosdeafvalwater en het ontvangende oppervlaktewater;Q2 = het door het bedrijf jaarlijks geloosde volume koelwater, uitgedrukt in m 3 ;dt = het gemiddelde temperatuurverschil, uitgedrukt in C o , tussen het opgevangen en het geloosde water waaropQ2 betrekking heeft;N4 = wordt enkel in aanmerking genomen indien Q2 dt of groter dan of gelijk is aan 1 000 000.Art. 280. § 1. De waarden van de in artikel 279 bedoelde parameters zijn de in de milieuvergunning van debelastingplichtige vermelde maximale waarden, voor zover zij erin vermeld staan en de belastingplichtige debewoordingen van de milieuvergunning of de werkelijke gemiddelde waarden in acht neemt, die op kosten van debelastingplichtige door een door de Regering erkend laboratorium bepaald zijn overeenkomstig de voorschriften enonder toezicht van het Directoraat-generaal natuurlijke hulpbronnen en energie, Afdeling Water.Als de belastingplichtige de in aanmerking te nemen parameterswaarden verzuimt mede te delen aan hetDirectoraat-generaal Natuurlijke Hulpbronnen en Energie, Afdeling Water en laatstgenoemde tot monsternemingen enanalyses overgaat of laat overgaan om die waarden te bepalen, kunnen die verrichtingen ten laste komen van debelastingplichtige.De Regering stelt de technische modaliteiten vast voor de bepaling van de waarden van de in artikel 279 bedoeldeparameters.
<strong>BELGISCH</strong> <strong>STAATSBLAD</strong> — 23.09.2004 — <strong>MONITEUR</strong> <strong>BELGE</strong>68925§ 2. Van de in het geloosde afvalwater gemeten waarden van de parameters MS, COD, Xi, Yi, Zi, N en P kan debelastingplichtige de overeenstemmende waarden aftrekken die, overeenkomstig de voorschriften en onder toezichtvan het Directoraat-generaal natuurlijke hulpbronnen en energie, Afdeling Water, op zijn kosten worden gemeten dooreen door de Regering erkend laboratorium. De aftrek gebeurt afzonderlijk en mag niet tot gevolg hebben dat dewaarden van bepaalde parameters negatief worden.Art. 281. Als het Directoraat-generaal Natuurlijke Hulpbronnen en Energie, Afdeling Water de waarden van deparameters van de in artikel 279 bepaalde formule niet kent en het die parameters niet redelijkerwijs kan vaststellenop basis van de beoordelingselementen waarover het beschikt, of als technische of economische moeilijkheden debetrouwbare vaststelling van de reële gemiddelde waarden van die parameters in de weg staan, berekent het dehoeveelheid verontreinigende stoffen aan de hand van de in artikel 282 bepaalde vereenvoudigde formule.Art. 282. De vereenvoudigde formule van de hoeveelheid verontreinigende stoffen is de volgende :N=N1+N2waarbij :* N = het totaal aantal eenheden verontreinigende stoffen;*N1=AC1/Bwaarbij :N1 = het aantal eenheden verontreinigende stoffen verbonden aan de aanwezigheid van zwevende en oxydeerbarestoffen;A = de jaarlijkse bedrijvigheid uitgedrukt overeenkomstig de gebruikte basis;B = de basis vermeld in kolom 3 van de tabel in bijlage 1;C1 = de omzettingscoëfficiënt vermeld in kolom 4 van de tabel in bijlage 1.*N2=(Q1.— Q2)C2+Q2.C3waarbij :N2 = het aantal eenheden verontreinigende stoffen verbonden aan de aanwezigheid van zware metalen,voedingsstoffen en koelwater;Q1 = het jaarlijkse volume van het geloosde industriële afvalwater, uitgedrukt in m 3 ;Q2 = het jaarlijkse volume van het geloosde koelwater, uitgedrukt in m 3 ;C2 = het 1/100ste behalve wanneer een andere omzettingscoëfficiënt wordt vermeld in kolom 5 van de tabel inbijlage 1;C3 = het 1/10 000ste.Het product Q2 X C3 wordt enkel in aanmerking genomen als Q2 groter dan of gelijk is aan 200.000 m 3 .Art. 283. De jaarlijkse belasting is het product van de vermenigvuldiging van de in artikel 278 bedoeldeeenheidsbelasting met het in artikel 279 of artikel 282 bepaalde aantal N eenheden verontreinigende stoffen.Onderafdeling 3. — Bijzondere bepalingen betreffende de lozingen vanander afvalwater dan industrieel afvalwaterArt. 284. De jaarlijkse belasting op het lozen van ander afvalwater dan industrieel afvalwater is evenredig met hetvolume geloosd water.De eenheidsbelasting per kubieke meter geloosd afvalwater, bedoeld in artikel 276, 3 o , wordt vastgelegd op0,5542 euro vanaf 1 januari 2003.De eenheidsbelasting per kubieke meter geloosd afvalwater, bedoeld in artikel 276, 4 o , wordt vastgelegd op0,0813 euro en is van kracht tussen 1 oktober 2003 en 31 december 2004. Ze wordt opgeheven op 1 januari 2005.Art. 285. § 1. Het watervolume onderworpen aan de in artikel 284 bedoelde belasting wordt overeenkomstig dehierna vermelde regels bepaald door middel van meetinrichtingen die de door de belastingplichtige opgevangenwaterhoeveelheden die afkomstig zijn van de openbare verdeling, opmeten of, bij gebrek eraan, op basis van zijngeraamd waterverbruik of van ieder ander bewijsstuk waarover het Directoraat-generaal Natuurlijke Hulpbronnen enEnergie, Afdeling Water beschikt om zijn waterverbruik vast te stellen. Indien het water gedeeltelijk afkomstig is vanhet openbare watervoorzieningsnet, stemt het aan de belasting onderworpen jaarlijkse volume overeen met het verschiltussen het totaalvolume uitgepompt water of, bij gebrek aan meetsysteem, de geschatte watervolumes en hetwatervolume dat vermeld staat in de laatste verbruiksopmeting afkomstig van het openbare watervoorzieningsnetover een periode van één jaar.Het geraamde waterverbruik van de belastingplichtige is gelijk aan het product van de vermenigvuldiging van hetin bijlage 2 bedoelde aantal eenheden met het overeenstemmende geraamde waterverbruik. Het in aanmerking tenemen aantal eenheden is het maximumaantal dat in de loop van het lozingsjaar op dezelfde dag wordt geregistreerd.§ 2. Voor personen die uitsluitend huishoudelijk afvalwater lozen, is het aan de belasting onderworpenwatervolume gelijk aan het opgevangen volume.§ 3. Voor personen die industrieel en huishoudelijk afvalwater lozen, is de in artikel 284 bedoelde belasting vantoepassing op het gedeelte van het totaal opgevangen volume dat als huishoudelijk afvalwater wordt geloosd.§ 4. Voor personen die met huishoudelijk afvalwater gelijkgesteld landbouwafvalwater lozen en niet aan de inartikel 276, 3 o , bedoelde vrijstellingsvoorwaarden voldoen, is de belasting van toepassing op het totaal opgevangenwatervolume. Indien dat volume niet kan worden vastgesteld door middel van meetinrichtingen, is het gelijk aan hetvolume verkregen door het vermoedelijke waterverbruik van het gezin, hetzij 100 m 3 , en het geraamde waterverbruikvan de veestapel op te tellen. De Regering bepaalt de ramingsmodaliteiten voor het dierenwaterverbruik. Zij beroeptzich op de in bijlage 3 vermelde eenheidshoeveelheden verontreinigende stoffen.Het voor elke categorie in aanmerking te nemen aantal dieren is het aantal gehouden of gefokte dieren van diecategorie zoals het vermeld staat in de bij het Nationaal Instituut voor Statistieken ingediende aangifte ter gelegenheidvan de landbouw- en tuinbouwtelling die plaatsvindt op 15 mei van het jaar dat aan het belastingjaar voorafgaat.Voor personen die de vrijstellingsvoorwaarden vervullen, is het volume gelijk aan het vermoedelijke waterverbruikvan het gezin, hetzij 100 m 3 .Art. 286. De jaarlijkse belasting is het product van de vermenigvuldiging van de in artikel 284 bedoeldeeenheidsbelasting met het in artikel 285 bepaalde watervolume.