Hazard anticipation of young novice drivers - SWOV

More documents

Recommendations

Info

automobilisten het rijden onder invloed niet gevaarlijk vinden, maar dat enkelen, hoewel ze weten dat het gevaarlijk is, het toch doen. In Nederland is het aantal ernstige ongevallen van jonge vrouwelijke automobilisten veel lager dan dat van jonge mannelijke automobilisten. Er zijn enkele verschillen in de ontwikkeling van het brein tussen mannen en vrouwen. Deze verschillen zijn echter relatief klein. Het belangrijkste verschil is dat de ontwikkeling van het brein bij jonge vrouwen sneller gaat dan bij jonge mannen, vooral in de eerste jaren van de adolescentiefase (nog voor de leeftijd waarop men mag autorijden). Het feit dat wat oudere meisjes over het algemeen wat meer risicomijdend zijn dan wat oudere jongens, wordt vermoedelijk grotendeels veroorzaakt door verschillen in de hormoonhuishouding en de rol van hormonen en neurotransmitters (in het bijzonder dopamine) in reactie op stressoren. De reactie op stressoren wordt geregeld door de zogenoemde hypothalamisch-hyp<strong>of</strong>isair (pituitairy)-adernale (HPA) as en het functioneren van deze as hangt voor een groot deel af van geslachtshormonen (testosteron en oestrogeen). Sommige jonge automobilisten hebben een hoger ongevalsrisico dan andere jonge automobilisten. Vooral jonge automobilisten die hoog scoren op spanningsbehoefte (de sensation seeking-schaal) hebben een hoog ongevalsrisico. De behoefte aan spanning hangt vermoedelijk af van de verhouding tussen dopamine en serotonine in het brein. Twee mentale stoornissen met een tamelijk hoge prevalentie in de adolescentiefase zijn de aandachtstekorthyperactiviteits-stoornis ADHD en verschillende gradaties van autisme. Het effect van autisme op rijgeschiktheid is nauwelijks onderzocht. In één onderzoek is aangetoond dat adolescenten met een vorm van autisme, meer moeite hebben om te voorspellen wat mensen in het verkeer kunnen gaan doen (bijvoorbeeld voetgangers) dan wat auto’s (waarin je geen bestuurder kunt zien zitten) kunnen gaan doen. Naar de rijgeschiktheid van mensen met de diagnose ADHD is wel veel onderzoek gedaan. Jonge bestuurders met ADHD hebben een aanzienlijk hoger ongevalsrisico dan jonge bestuurders zonder ADHD. Dit wordt vermoedelijk veroorzaakt doordat mensen met ADHD meer moeite hebben om zich langdurig te concentreren op de rijtaak, minder geneigd zijn zich strikt aan de verkeersregels te houden, vaker zijn afgeleid en minder goed impulsen kunnen onderdrukken. De sociale en culturele aspecten waarvan de literatuur is onderzocht, waren: leefstijl, invloed van leeftijdsgenoten, educatie (inclusief rijonderricht) en de sociaal-culturele achtergrond. De sociale en culturele aspecten van jongeren kunnen niet gescheiden worden van de biologische aspecten. Voor veel jongeren en jonge volwassenen is autorijden niet alleen een manier om je vlot en comfortabel van A naar B te verplaatsen. Autobezit betekent ook 275
status en een auto betekent ook vrijheid. Je kunt je vaardigheden ermee beproeven en met een ‘sportieve rijstijl’ kun je indruk maken op je vrienden. Jonge beginnende bestuurders die veel om auto’s geven en veel van autorijden houden en/<strong>of</strong> jongeren die veel van uitgaan houden, hebben een hoger ongevalsrisico dan gemiddeld. Wanneer jonge beginnende bestuurders met passagiers rijden, kan dat zowel een positief als een negatief effect hebben. Jonge mannen als passagier leiden bij zowel jonge vrouwelijke bestuurders als jonge mannelijke bestuurders tot een hoger ongevalsrisico. Wanneer het echter om een passagier van middelbare leeftijd gaat, dan daalt het ongevalsrisico aanzienlijk. Het effect van het algemeen opleidingsniveau op het ongevalsrisico is vermoedelijk klein en uit internationaal onderzoek blijkt dat traditionele rijlessen ten behoeve van het rijexamen, niet leiden tot een lager ongevalsrisico na het rijexamen dan wanneer men bijvoorbeeld alleen maar informeel rijles heeft gehad van de ouders. Er zijn internationaal aanwijzingen gevonden dat jonge beginnende bestuurders van gezinnen uit lagere inkomensklassen een iets hoger ongevalsrisico hebben dan jonge beginnende bestuurders van gezinnen uit hoge inkomensklassen. Dit tamelijk kleine verschil kan mede zijn ontstaan, doordat jonge beginnende bestuurders van gezinnen met een laag inkomen in oudere en minder degelijke auto’s rijden. De literatuur die onderzocht is over de factoren die tijdelijk de rijgeschikt doen verminderen, zijn alcohol en drugs, vermoeidheid, gebrek aan aandacht en afleiding en, als laatste, de invloed van emoties op het rijden. Alcohol heeft een desastreuzer effect op de rijgeschiktheid van jonge beginnende bestuurders dan op oudere, meer ervaren bestuurders. Rijden onder invloed van drugs komt relatief veel voor bij bestuurders van 18 tot en met 24 jaar. Jonge beginnende bestuurders zijn relatief vaak betrokken bij ongevallen waarbij vermoeidheid een rol heeft gespeeld. Er zijn ook aanwijzingen dat jonge beginnende bestuurders relatief vaak bij ongevallen betrokken zijn waarbij afleiding een rol heeft gespeeld. Of jonge beginnende bestuurders vaker bij een ongeval betrokken zijn, omdat hun stemmingen mogelijk heviger zijn en snel kunnen veranderen, is niet duidelijk. Jonge beginnende bestuurders zijn vaker bij ongevallen betrokken, mede doordat ze relatief vaak in omstandigheden rijden die voor alle bestuurders gevaarlijk zijn. Behalve voor de jongste groep in de eerste periode na het behalen van het rijbewijs (de 18- en 19-jarigen), ligt de zelfgerapporteerde gemiddelde snelheid hoger dan bij iedere andere leeftijdscategorie. Hoewel de jongste groep de maximumsnelheid iets minder ver zegt te overschrijden dan de wat oudere beginners, zijn er aanwijzingen dat jonge beginners vaak wel te hard rijden voor de omstandigheden, 276
Page 1 and 2:
Hazard anticipation of young novice
Page 3 and 4:
SWOV-Dissertatiereeks, Leidschendam
Page 5 and 6:
Promotores: Prof. dr. W.H. Brouwer
Page 7 and 8:
development of hazard perception te
Page 10 and 11:
Table of contents 1. General introd
Page 14 and 15:
1. General introduction 1.1. Hazard
Page 16 and 17:
27% of all driver fatalities were d
Page 18 and 19:
eported 73 car crashes during the p
Page 20 and 21:
with respondents that started their
Page 22 and 23:
2. Determinants that influence haza
Page 24 and 25:
planning of a trip, choice of the m
Page 26 and 27:
that encompasses the entire second
Page 28 and 29:
peaks at 16.7 years of age in girls
Page 30 and 31:
Figure 2.2. Model of the different
Page 32 and 33:
Keating (2007) mentioned the matura
Page 34 and 35:
Table 2.1. Relative fatality ratios
Page 36 and 37:
When do these sex differences emerg
Page 38 and 39:
Functional brain differences in boy
Page 40 and 41:
oth groups had in common was their
Page 42 and 43:
3. Extroversion: Extrovert persons
Page 44 and 45:
is less in these brain areas, but a
Page 46 and 47:
2.4.2. Peer group influences In ado
Page 48 and 49:
deduced that car drivers younger th
Page 50 and 51:
or little interference with the dri
Page 52 and 53:
2.4.4. Socioeconomic and cultural b
Page 54 and 55:
Preusser, 2002). The crash rate of
Page 56 and 57:
impact on road safety. Despite the
Page 58 and 59:
condition for the older, more exper
Page 60 and 61:
person (e.g. a passenger or a pedes
Page 62 and 63:
tasks was 3.10, 95% CI [1.73, 5.47]
Page 64 and 65:
traffic situation is safe enough to
Page 66 and 67:
2.6.1. Exposure In Section 1.2, the
Page 68 and 69:
58 56 Male Drivers Female Drivers S
Page 70 and 71:
100 Killed car occupants aged 18-24
Page 72:
less well equipped to detect and re
Page 75 and 76:
3.2. Hazard anticipation A hazard i
Page 77 and 78:
Drivers are aware of hazards when t
Page 79 and 80:
1. Possible other road users on col
Page 81 and 82:
oriented and the vertical axis is t
Page 83 and 84:
away from me, given the particular
Page 85 and 86:
the task demands. The range of acce
Page 87 and 88:
Figure 3.4. Zero-risk model (Näät
Page 89 and 90:
with FTD, poor monitoring of the ri
Page 91 and 92:
elatively high speed in the same di
Page 93 and 94:
only associated with top-down activ
Page 95 and 96:
information transformation processe
Page 97 and 98:
(consciously) controlled action reg
Page 99 and 100:
on the left lane of a motorway (in
Page 101 and 102:
3.7.1, 3.7.2 and 3.7.3. This is don
Page 103 and 104:
driver does not think that she or h
Page 105 and 106:
for experienced drivers even in cir
Page 107 and 108:
sound was heard) and some participa
Page 109 and 110:
stage. In this stage, learners comm
Page 111 and 112:
A theory that explains how we may l
Page 113 and 114:
were about to turn left while their
Page 116 and 117:
4. Hazard anticipation, age and exp
Page 118 and 119:
hazards, drivers have to imagine a
Page 120 and 121:
overview of their studies: McKenna
Page 122 and 123:
with regard to the risk felt in the
Page 124 and 125:
Participants were requested to pres
Page 126 and 127:
of the visual acuity in the fovea.
Page 128 and 129:
working memory. Both bottom-up proc
Page 130 and 131:
without gaze control (the gray arro
Page 132 and 133:
urban areas than on rural roads, no
Page 134 and 135:
the right between the parked cars i
Page 136 and 137:
that in the video clips no visible
Page 138 and 139:
• Young learner drivers (age rang
Page 140 and 141:
• Did you have moments that you t
Page 142 and 143:
difference between overt latent haz
Page 144 and 145:
4.2.3. Procedure On arrival, the ex
Page 146 and 147:
ecognition task, risk assessment an
Page 148 and 149:
Table 4.1. Percentage of the partic
Page 150 and 151:
that cognitive aspects of hazard an
Page 152 and 153:
80 70 Mean percentage mentioned cov
Page 154 and 155:
Table 4.3. Percentages of latent ha
Page 156 and 157:
latent hazards was higher than the
Page 158 and 159:
Discussion about fixated latent haz
Page 160 and 161:
mentioned latent hazards, young lea
Page 162 and 163:
Gaze directions and fixation durati
Page 164 and 165:
4.3.3. Relationship between the two
Page 166 and 167:
selection task cannot be used to te
Page 168 and 169:
Underwood, Chapman et al. (2002) an
Page 170 and 171:
more difficulties to detect and rec
Page 172 and 173:
5. Testing hazard anticipation, an
Page 174 and 175:
• The video task and the photo ta
Page 176 and 177:
animation clips were made, each las
Page 178 and 179:
The photo task Three experts on the
Page 180 and 181:
5.2.3. Procedure Participants were
Page 182 and 183:
5.2.6. Overt and covert latent haza
Page 184 and 185:
The effect size was small, η 2 P =
Page 186 and 187:
action selection task of Chapter 4,
Page 188 and 189:
3. Effect of interruptions The inte
Page 190 and 191:
5.3.3. Procedure Participants were
Page 192 and 193:
The mean click score was M = 7.7 (S
Page 194 and 195:
ottom-up gaze control (the tractor
Page 196 and 197:
6. Simulator-based hazard anticipat
Page 198 and 199:
al., 2002; Regan, Triggs, & Godley,
Page 200 and 201:
esources to vehicle control (steeri
Page 202 and 203:
of the University of Massachusetts
Page 204 and 205:
In contrast, Ivancic & Hesketh (200
Page 206 and 207:
students, whereas participants that
Page 208 and 209:
for the training were based on thos
Page 210 and 211:
6.2.3. Training intervention SimRAP
Page 212 and 213:
A screen capture of the centre scre
Page 214 and 215:
Table 6.2. (continued) critical sit
Page 216 and 217:
at least sixteen of the nineteen si
Page 218 and 219:
latent hazards. This is not very su
Page 220 and 221:
For the control group the opposite
Page 222 and 223:
The combined three near transfer si
Page 224 and 225:
training program was mostly on over
Page 226 and 227: 7. Discussion and conclusions 7.1.
Page 228 and 229: ehaviour could be the cause of unsa
Page 230 and 231: transport. It can also be status, a
Page 232 and 233: of this is an intervention in the a
Page 234 and 235: performance in hazard detection and
Page 236 and 237: than both other groups. It is likel
Page 238 and 239: etter scanning for latent hazards i
Page 240 and 241: hazards are a good indicator of som
Page 242 and 243: order to avoid attribution of an ex
Page 244 and 245: References Abelson, R.P. (1981). Ps
Page 246 and 247: underlying reaction time to visual
Page 248 and 249: Darby, P., Murray, W. & Raeside, R.
Page 250 and 251: Fuller, R. (2007b). Motivational de
Page 252 and 253: Irwin, D.E. (2004). Fixation locati
Page 254 and 255: Louwerens, J.W., Gloerich, A.B.M.,
Page 256 and 257: Murray, Å. (1998). The home and sc
Page 258 and 259: Roth, M. (2009). Social support as
Page 260 and 261: Ulleberg, P. (2001). Personality su
Page 262 and 263: Summary Driving most of the times,
Page 264 and 265: Deficit Hyperactivity Disorder (ADH
Page 266 and 267: framework of Brouwer & Schmidt (200
Page 268 and 269: and older learner drivers. From the
Page 270 and 271: prepare participants for the tasks.
Page 272: group than before the training and
Page 275: verkeer. Het probleem van de jonge
Page 279 and 280: Belangrijk is dat zowel bij zichtba
Page 281 and 282: en ervaren bestuurders (Huestegge e
Page 283 and 284: afgerond, hadden ook een significan
Page 285 and 286: om hun veiligheidsmarge te vergrote
Page 288: About the author Willem Vlakveld wa
Page 291 and 292: 4. On a rural road when driving str
Page 293 and 294: they keep on walking in the same di
Page 295 and 296: 5. The driver drivers straight on a
Page 298 and 299: Appendix 3 Additional latent hazard
Page 300 and 301: Appendix 4 Glossary of abbreviation
Page 302 and 303: economic progress and world trade.
Page 304 and 305: Appendix 5 Glossary on brain issues
Page 306 and 307: Gonadotropin releasing hormone Gray
Page 308 and 309: MEG Motor cortex MRI Myelination Ne
Page 310 and 311: PFC Serotonin Striatum Synaptic pru
Page 312 and 313: SWOV-Dissertatiereeks In deze reeks
show all

Hazard anticipation of young novice drivers - SWOV

Create successful ePaper yourself

Delete template?

Save as template?