VERBOD EN BEPERKING VAN VRIJ VERKEER - Advocatennet
VERBOD EN BEPERKING VAN VRIJ VERKEER - Advocatennet
VERBOD EN BEPERKING VAN VRIJ VERKEER - Advocatennet
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
ONDERZOEK<br />
zou indienen, hoewel zijn slaagkansen in dat geval uiteraard miniem zullen zijn. Aangezien<br />
art. 20 §6 WVH – wederom in tegenstelling tot art. 61quater §8 Sv. en ook tot het oude art. 30<br />
lid 4 WVH 1852 overigens 600 – in geen enkele wachttermijn voorziet 601 , kan zulks bovendien bij<br />
elke maandelijkse verschijning voor de raadkamer gebeuren. De invoering van een<br />
wachttermijn, zoals die van drie maanden in art. 61quater §8 Sv., lijkt ons echter, gelet op het<br />
ingrijpende karakter van een beperking van vrij verkeer, weinig wenselijk.<br />
153. GE<strong>EN</strong> TERMIJN – Ten slotte voorziet art. 20 §6 WVH evenmin een termijn “dans lequel<br />
une telle requête doit être déposée au greffe ou si son dépôt le jour de l’audience, devant la<br />
juridiction, constituerait une cause d’irrecevabilité” 602 . Een dermate laattijdig neergelegd<br />
verzoekschrift lijkt ons inderdaad alsnog in acht te moeten worden genomen door het<br />
onderzoeksgerecht. Het lijkt ons dan ook wenselijk een tijdstip te bepalen waarop het<br />
verzoekschrift ten laatste moet worden ingediend, bijvoorbeeld de laatste werkdag die de<br />
verschijning voor het onderzoeksgerecht voorafgaat, hetgeen een neerlegging op de<br />
zittingsdag zelf zou uitsluiten. Een vroeger tijdstip lijkt ons echter weinig wenselijk,<br />
aangezien het dossier, ingevolge art. 21 §3 WVH, pas “gedurende de laatste werkdag vóór de<br />
verschijning [voor de raadkamer]” ter beschikking moet worden gehouden van de verdachte<br />
en zijn raadsman.<br />
154. HOGER BEROEP <strong>EN</strong> CASSATIEVOORZI<strong>EN</strong>ING ZONDER SCHORS<strong>EN</strong>DE WERKING – In art. 20 §6<br />
lid 2 WVH wordt uitdrukkelijk bepaald dat “[h]oger beroep tegen de beslissing wordt<br />
ingesteld overeenkomstig [art. 30 WVH]”, zodat een beperking van vrij verkeer vatbaar is<br />
voor “un ‘double recours’, d’abord devant la chambre du conseil saisie de la détention<br />
préventive et ensuite devant la chambre des mises en accusation” 603 . In tegenstelling tot het<br />
Franse art. 145-4 lid 4 CPP 604 , laat art. 20 §6 lid 2 WVH zelfs cassatievoorziening toe<br />
“overeenkomstig [art. 31 WVH]”. Ingevolge de toepassing van dezelfde principes en<br />
pleegvormen voor de handhaving van de voorlopige hechtenis, genieten noch hoger beroep,<br />
noch cassatievoorziening schorsende werking “met als gevolg dat de door de<br />
onderzoeksrechter bepaalde beperkingen van kracht blijven tot er een uitspraak is van het<br />
600 Loi du 20 février 1852 sur la détention préventive, Pasin. 1852, XXII, nr. 64, 84.<br />
601 P. GEVAERT, Het gerechtelijk onderzoek: een handleiding, Gent, Story Publishers, 2006, 322.<br />
602 O. MICHIELS, D. CHICHOYAN en P. THEVISS<strong>EN</strong>, La détention préventive in Criminalis, Louvain-la-Neuve,<br />
Anthemis, 2010, 51.<br />
603 O. MICHIELS, D. CHICHOYAN en P. THEVISS<strong>EN</strong>, La détention préventive in Criminalis, Louvain-la-Neuve,<br />
Anthemis, 2010, 52.<br />
604 P. CHAMBON en C. GUÉRY, Droit et pratique de l’instruction préparatoire: juge d’instruction – chambre de<br />
l’instruction, Parijs, Dalloz, 2007, 318; P. CHAMBON, Le juge d’instruction: théorie et pratique de la<br />
procédure, Parijs, Dalloz, 1997, 171.<br />
97