VERBOD EN BEPERKING VAN VRIJ VERKEER - Advocatennet
VERBOD EN BEPERKING VAN VRIJ VERKEER - Advocatennet
VERBOD EN BEPERKING VAN VRIJ VERKEER - Advocatennet
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
ONDERZOEK<br />
de minderjarige verdedigbaar zou zijn omdat “het verbod van vrij verkeer in het<br />
jeugdbeschermingsrecht wordt ingesteld met het oog op het belang van de betrokkene” 555 ,<br />
maar gelet op het feit dat art. 52 WJB nog steeds zijn grondslag vindt in “de<br />
noodwendigheden van het opsporingsonderzoek of van het gerechtelijk onderzoek”, komt een<br />
dergelijke verantwoording ons voor als weinig overtuigend. Het huidige art. 52 WJB lijkt ons<br />
dan ook een ernstig risico te lopen op een ongrondwettigverklaring door het Grondwettelijk<br />
Hof wegens schending van het gelijkheidsbeginsel. Het is dan ook niet verwonderlijk dat<br />
tijdens de parlementaire werkzaamheden van de Everberg-wet voorstellen werden ingediend<br />
om de wetgeving te wijzigen in deze zin dat “[i]n ieder geval […] de minderjarige steeds het<br />
recht [heeft] vrij verkeer te hebben met de persoon die over hem het ouderlijk gezag<br />
uitoefent” 556 . Elk van die voorstellen werd door de minister echter afgewezen met het<br />
argument dat die bekommernis reeds vervat ligt in art. 4 Everberg-wet waarin wordt<br />
gestipuleerd dat het verbod van vrij verkeer steeds moet worden uitgevoerd met inachtname<br />
van art. 37 en 40 IVRK 557 , een argument dat o.i. weinig overtuigingskracht geniet, daar art. 37<br />
IVRK nog steeds toelaat in uitzonderlijke omstandigheden het contact van het kind met zijn<br />
familie te ontnemen. Er mag overigens op worden gewezen dat het Nederlandse art. 490<br />
Ndl.Sv. de ouders of voogd van de minderjarige verdachte juridisch gelijkstelt met zijn<br />
raadsman, zodat zij, ingevolge art. 50 Ndl.Sv. “hun rechtens van zijn vrijheid beroofde kind of<br />
pupil [mogen] bezoeken, hem alleen [mogen] spreken, en ongecensureerd met hem [mogen]<br />
corresponderen, net zoals advocaten dat kunnen” 558 .<br />
SCHEMA 3: VERSCHILL<strong>EN</strong> IN BEHANDELING TUSS<strong>EN</strong> MINDERJARIG<strong>EN</strong> <strong>EN</strong> MEERDERJARIG<strong>EN</strong> ONDER<br />
<strong>BEPERKING</strong> <strong>VAN</strong> <strong>VRIJ</strong> <strong>VERKEER</strong><br />
Minderjarige in een gemeenschapsinstelling voor<br />
Meerderjarige verdachte<br />
jeugdbescherming<br />
(art. 20 §3 juncto 20 §5 lid 3 WVH)<br />
(art. 52 WJB)<br />
slechts een van de vier beperkingsmaatregelen (in beginsel)<br />
strikt noodzakelijke duur door de onderzoeksrechter bepaald en uiterlijk tot de<br />
beschikking tot mededeling<br />
nominatim aangewezen personen behalve raadsman en behalve de personen<br />
vermeld in art. 59 §1 lid 1 WIRP tenzij in verdenking gesteld<br />
enkel tijdens een gerechtelijk onderzoek<br />
algeheel contactverbod<br />
onbeperkt hernieuwbare termijn van 3 kalenderdagen<br />
nominatim aangewezen personen behalve raadsman<br />
zowel tijdens een opsporingsonderzoek als tijdens een<br />
gerechtelijk onderzoek<br />
555 Hand. Senaat 1992-93, 8 juli 1993, 3364; J. SMETS, Jeugdbeschermingsrecht in APR, Deurne, Kluwer, 1996,<br />
370.<br />
556 Amendement nr. 2 (V. <strong>VAN</strong> QUICK<strong>EN</strong>BORNE), Parl.St. Senaat 2001-02, nr. 2-1062/2, 2; Amendement nr. 2<br />
(F. BORGINON en E. <strong>VAN</strong> WEERT), Parl.St. Kamer 2001-02, nr. 50-1640/002, 2.<br />
557 Wetsontwerp betreffende de voorlopige plaatsing van minderjarigen die een als misdrijf omschreven feit<br />
hebben gepleegd: verslag namens de commissie voor de justitie uitgebracht door mevrouw TAELMAN,<br />
Parl.St. Senaat 2001-02, nr. 2-1062/3, 32; Wetsvoorstel betreffende de voorlopige plaatsing van<br />
minderjarigen die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd: verslag namens de commissie voor de<br />
justitie uitgebracht door mevrouw Anne BARZIN, Parl.St. Kamer 2001-02, nr. 50-1640/004, 20.<br />
558 G. DE JONGE en A. <strong>VAN</strong> DER LIND<strong>EN</strong>, Jeugd en strafrecht, Deventer, Kluwer, 2007, 200.<br />
89