VERBOD EN BEPERKING VAN VRIJ VERKEER - Advocatennet
VERBOD EN BEPERKING VAN VRIJ VERKEER - Advocatennet
VERBOD EN BEPERKING VAN VRIJ VERKEER - Advocatennet
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
ONDERZOEK<br />
3. Toepassingsgebied<br />
133. OVERZICHT – Naar analogie van hetgeen hierboven besproken werd aangaande het<br />
verbod van vrij verkeer 549 , wordt hieronder opnieuw een onderscheid gemaakt naargelang het<br />
personele, materiële en temporele toepassingsgebied van de maatregel.<br />
a. Toepassingsgebied ratione personae<br />
134. HUIDIGE DISCRIMINATIE <strong>VAN</strong> DE MINDERJARIGE VERDACHTE – Hierboven werd reeds<br />
betoogd dat, sedert de inwerkingtreding van art. 20 §3 WVH 550 , de verenigbaarheid van art.<br />
52 WJB met art. 10-11 Gw., niet meer uitsluitend kan worden beoordeeld in vergelijking met<br />
het verbod van vrij verkeer van art. 20 §2 WVH, maar dat bij die beoordeling ook de<br />
beperkingsmaatregelen van art. 20 §3 WVH moeten worden betrokken 551 . Gelet op de zeer<br />
restrictieve houding die de rechtspraak aannam ten aanzien van mogelijke<br />
beperkingsmaatregelen op grond van art. 613 lid 2 Sv. 552 , kwam de uitdrukkelijke regeling<br />
ervan in het nieuwe art. 20 §3 WVH, in de praktijk immers neer op een minder gunstige<br />
rechtspositie van de meerderjarige verdachte, zodat moet worden nagegaan of de minderjarige<br />
sedertdien nog steeds gediscrimineerd wordt. Zulks lijkt ons evenwel alsnog het geval.<br />
Hoewel het contactverbod van art. 52 WJB weliswaar slechts kan worden opgelegd ten<br />
aanzien van nominatim aangewezen personen, in welk opzicht het weinig verschilt van art. 20<br />
§3 WVH, is de rechtspositie van de minderjarige verdachte immers in tweeërlei zin nog steeds<br />
minder gunstig dan die van de meerderjarige. In de eerste plaats impliceert het contactverbod<br />
van art. 52 WJB namelijk nog steeds een algeheel contactverbod, terwijl art. 20 §3 WVH in<br />
beginsel slechts een van de vier aldaar vermelde beperkingsmaatregelen beoogt, hoewel een<br />
cumulatieve toepassing ervan niet kan worden uitgesloten 553 . Een tweede, belangrijker<br />
verschil ligt o.i. hierin dat het toekomstige 554 art. 20 §5 lid 3 WVH een beperkingsmaatregel<br />
ten aanzien van de naaste familieleden vermeld in art. 59 §1 lid 1 WIRP, slechts toelaat indien<br />
die personen ook in verdenking werden gesteld, een waarborg die niet is opgenomen in art. 52<br />
WJB. Over het oude art. 52 WJB werd wel eens betoogd dat een verschil in behandeling van<br />
549 Supra nr. 67 et seq.<br />
550 Art. 2 KB 28 december 2006 betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de gedetineerden, BS<br />
4 januari 2007, 166, err. BS 23 maart 2007, 16322.<br />
551 Supra nr. 69.<br />
552 Cass. 19 juli 1897, Pas. 1897, I, 261; RPDB, v° Détention préventive, 715-716, nr. 124; supra nrs. 21-22 en<br />
110.<br />
553 Infra nr. 162.<br />
554 Art. 31 KB 8 april 2011 tot bepaling van de datum van inwerkingtreding en uitvoering van verscheidene<br />
bepalingen van de titels III en V van de basiswet van 12 januari 2005 betreffende het gevangeniswezen en de<br />
rechtspositie van de gedetineerden, BS 21 april 2011, 24716; supra nr. 129.<br />
88