VERBOD EN BEPERKING VAN VRIJ VERKEER - Advocatennet
VERBOD EN BEPERKING VAN VRIJ VERKEER - Advocatennet
VERBOD EN BEPERKING VAN VRIJ VERKEER - Advocatennet
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
INLEIDING<br />
INLEIDING<br />
1. GERINGE AANTREKKINGSKRACHT – In schril contrast met een aantal decennia geleden, toen<br />
zelfs algemene leerstukken over strafprocesrecht tientallen bladzijden commentaar wijdden<br />
aan deze maatregel 1 , gaat in de huidige Belgische rechtsleer nauwelijks aandacht uit naar het<br />
verbod van vrij verkeer, zoals beschreven in artikel 20 van de wet van 20 juli 1990<br />
betreffende de voorlopige hechtenis (hierna: ‘WVH’). De geringe aantrekkingskracht van<br />
deze nochtans bijzonder ingrijpende maatregel is allicht te wijten aan het feit dat de huidige<br />
regeling grotendeels tegemoetkomt aan de belangrijkste bezwaren van weleer. Zo werd<br />
enerzijds de duur van het verbod doorheen de jaren teruggebracht tot een niet-hernieuwbare<br />
termijn van drie dagen 2 en werd anderzijds de maatregel volledig opgeheven ten aanzien van<br />
de raadsman van de verdachte 3 .<br />
2. PROBLEEMSTELLING – Een eenvoudige rechtsvergelijkende toets leert dat de Belgische<br />
regeling daardoor wellicht een van de meest ‘verdachtevriendelijke’ geworden is binnen de<br />
rechtssystemen met een inquisitoriale traditie. Aldus rijst de vraag of de huidige regelgeving<br />
de noodwendigheden van het strafonderzoek nog wel voldoende weet te bevredigen. Zo kent<br />
het Franse interdiction de communiquer een veel langere, tiendaagse termijn die zelfs kan<br />
worden verlengd tot twintig dagen 4 , en beschouwt de Nederlandse wetgever het geenszins als<br />
vanzelfsprekend dat tussen de verdachte en zijn raadsman een absolute vrijheid van verkeer<br />
zou moeten gelden 5 . Vanuit het standpunt van de verdachte kan dan weer de vraag worden<br />
gesteld of men het verbod van vrij verkeer niet eerder beschouwen moet als een nare erfenis<br />
van de opsecreetstelling uit het Ancien Régime 6 . Accusatoire systemen, zoals het Engelse,<br />
hebben immers nooit een uitdrukkelijke regeling voor een dergelijk absoluut verbod gekend 7<br />
en ook Nederland lijkt zijn voorkeur uit te drukken voor een proportionele beperking van het<br />
1 G. TIMMERMANS, Étude sur la détention préventive, Gent, Hoste, 1878, 119-140; F. HÉLIE, Traité de<br />
l’instruction criminelle ou théorie du code d’instruction criminelle, II, Brussel, Bruylant, 1865, 441-443;<br />
Novelles, Droit pénal, 453-455, nrs. 122-145; Pand.b., v° Détention préventive, 752-757, nrs. 225-246; RPDB,<br />
v° Détention préventive, 715-716, nrs. 112-126.<br />
2 Art. 3 wet 20 april 1874 betreffende de voorlopige hechtenis, BS 22 april 1874, 1165.<br />
3 Art. 20 wet 20 juli 1990 betreffende de voorlopige hechtenis, BS 14 augustus 1990, 15779.<br />
4 Infra nrs. 18, 64, 78 en 93.<br />
5 Infra nrs. 44 en 93.<br />
6 Infra nrs. 7-9.<br />
7 Loi du 20 avril 1874 relative à la détention préventive, Pasin. 1874, IX, nr. 92, 114; G. TIMMERMANS, Étude<br />
sur la détention préventive, Gent, Hoste, 1878, 122.<br />
1