VERBOD EN BEPERKING VAN VRIJ VERKEER - Advocatennet
VERBOD EN BEPERKING VAN VRIJ VERKEER - Advocatennet
VERBOD EN BEPERKING VAN VRIJ VERKEER - Advocatennet
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
ONDERZOEK<br />
verdachte wijzen op “a certain tactic, lawful in itself” 498 , namelijk gebruik te maken van zijn<br />
zwijgrecht 499 . In de zaak Campbell t. Verenigd Koninkrijk wees het EHRM er bovendien op<br />
dat de deontologische regels waaraan advocaten onderworpen zijn, reeds een aanzienlijke<br />
waarborg bieden tegen misbruiken van het recht op vrije briefwisseling 500 . Een voorbeeld van<br />
een zaak waarin een controle van de briefwisseling wel werd aanvaard, is het arrest Erdem t.<br />
Duitsland, waarin precies sprake was van een ‘veiligheidstoezicht’ teneinde toekomstige<br />
terroristische aanslagen te vermijden, hetgeen door het Hof niet als strijdig met art. 8 EVRM<br />
werd beschouwd, te meer daar “the power to monitor correspondence was vested in an<br />
independent judge who had to be unconnected with the investigation and was under a duty to<br />
keep the information thus obtained confidential” 501 .<br />
116. RECHT OP <strong>VRIJ</strong>E TELEFONISCHE CONTACT<strong>EN</strong>? – Voor een recht op telefonisch contact<br />
tussen de verdachte en zijn raadsman is “in het internationale recht geen wettelijke basis te<br />
vinden” 502 . Het lijkt ons echter aanneembaar dat ook telefonisch overleg met een raadsman,<br />
dat immers een veel minder groot veiligheidsrisico inhoudt dan een werkelijk bezoek, in<br />
beginsel vrij moet kunnen geschieden, zodat het allicht ook de bescherming geniet van art. 6.3<br />
EVRM en art. 8 EVRM.<br />
117. BESLUIT – Gelet op het zeer casuïstische karakter van de Straatsburgse rechtspraak, is<br />
voorzichtigheid geboden bij het aflijnen van algemene principes. De enige ware toetssteen<br />
bestaat immers, wat betreft art. 6 EVRM, in de vraag “in hoeverre de verdediging in zijn<br />
geheel door de opgelegde restricties is beperkt” 503 en, wat betreft art. 8 EVRM, in de<br />
drieledige toets van legaliteit, legitimiteit en noodzakelijkheid in een democratische<br />
samenleving. Toch lijkt het EHRM enigszins afkeurend te staan tegenover beperkingen van<br />
het vrij verkeer ten aanzien van de raadsman in het belang van een lopend strafonderzoek,<br />
daar het het ongehinderd overleg tussen beiden beschouwt als “part of the basic requirements<br />
of a fair trial in a democratic society” 504 . Zoals hierboven herhaaldelijk is gebleken 505 , lijkt<br />
het erop dat beperkingen enkel kunnen worden aanvaard wanneer sprake is van aantoonbare<br />
498 EHRM 20 juni 1988, Schönenberger & Durmaz/Zwitserland, http://www.echr.coe.int, §28.<br />
499 Supra nr. 43.<br />
500 EHRM 25 maart 1992, Campbell/Verenigd Koninkrijk, http://www.echr.coe.int, §52.<br />
501 EHRM 5 oktober 2001, Erdem/Duitsland, http://www.echr.coe.int, §67.<br />
502 G. MOLS, J. SERRAR<strong>EN</strong>S en T. SPRONK<strong>EN</strong>, “Een Europese schets van het vrij verkeer tussen gedetineerde en<br />
raadsman” in G. MOLS (ed.), Schaduwen vooruit: rechtsgeleerde opstellen over het voorbereidend onderzoek<br />
in strafzaken, Arnhem, Gouda Quint, 1992, (79) 122.<br />
503 T. SPRONK<strong>EN</strong>, “Vrij verkeer” in T. PRAKK<strong>EN</strong> en T. SPRONK<strong>EN</strong> (eds.), Handboek verdediging, Deventer,<br />
Kluwer, 2009, (29) 74.<br />
504 EHRM 28 november 1991, S./Zwitserland, http://www.echr.coe.int, §48.<br />
505 Supra nrs. 114-115.<br />
78