VERBOD EN BEPERKING VAN VRIJ VERKEER - Advocatennet
VERBOD EN BEPERKING VAN VRIJ VERKEER - Advocatennet
VERBOD EN BEPERKING VAN VRIJ VERKEER - Advocatennet
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
ONDERZOEK<br />
beschikt. Slechts indien, aldus art. 62a lid 4 Ndl.Sv., “degene die het bevel heeft gegeven een<br />
onverwijlde uitvoering in het belang van het onderzoek volstrekt noodzakelijk acht”, wordt de<br />
schorsende werking opgeheven. Een dergelijk systeem lijkt ons zeker voor navolging vatbaar,<br />
afgezien evenwel van de schorsende werking ervan. Het lijkt ons immers zeer<br />
onwaarschijnlijk dat de bevoegde autoriteit die reeds besloten heeft tot een maatregel die hij<br />
‘volstrekt noodzakelijk’ acht in het belang van het onderzoek, de onmiddellijke uitvoering<br />
ervan niet als volstrekt noodzakelijk zou beschouwen.<br />
b. In hoofde van het Openbaar Ministerie<br />
103. THEORETISCHE MOGELIJKHEID <strong>VAN</strong> HOGER BEROEP – In de rechtsleer wordt overwegend<br />
aangenomen dat het Openbaar Ministerie tegen een weigering door de onderzoeksrechter het<br />
vrij verkeer te verbieden, in theorie hoger beroep zou kunnen instellen bij de kamer van<br />
inbeschuldigingstelling wegens ‘strijdig bevel’ 448 . Gelet op het algemeen vorderingsrecht van<br />
het Openbaar Ministerie 449 , lijkt die stelling ons inderdaad de juiste.<br />
104. PRAKTISCH SLAG<strong>EN</strong> <strong>VAN</strong> HOGER BEROEP? – Aangezien de procureur des Konings – in<br />
tegenstelling tot de Nederlandse officier van justitie 450 – niet de mogelijkheid geniet het<br />
verbod van vrij verkeer zelf op te leggen, is ook de slaagkans van zijn hoger beroep echter<br />
miniem, daar “de [kamer van inbeschuldigingstelling] het verbod niet zou kunnen opleggen,<br />
wat immers slechts onmiddellijk na het eerste verhoor kan” 451 .<br />
7. Sanctionering van overtreding van de maatregel<br />
105. VERDACHTE <strong>EN</strong> ‘MEDEPLICHTIGE’ GEDETINEERD<strong>EN</strong>: TUCHTSANCTIE MOGELIJK OP GROND<br />
<strong>VAN</strong> ART. 130, 5° WIRP – Het behoeft geen betoog dat de correcte uitvoering van het verbod<br />
van vrij verkeer in de eerste plaats behoort tot de verantwoordelijkheid van het<br />
gevangenispersoneel zelf. Het is dan ook zeer de vraag of de verdachte wel enige sanctie kan<br />
worden opgelegd wanneer hij zelf het verbod overtreedt. Zulks lijkt ons evenwel alsnog het<br />
geval, gelet op het – weliswaar nog niet in werking getreden – art. 130, 5° WIRP dat als<br />
tuchtrechtelijke inbreuk van de tweede categorie beschouwt “het op onregelmatige wijze<br />
communiceren met een medegedetineerde of een persoon vreemd aan de gevangenis”. Aldus<br />
448 E. BOUTMANS, Voorlopige hechtenis in Recht en praktijk, Antwerpen, Kluwer, 1985, 71; G. TIMMERMANS,<br />
Étude sur la détention préventive, Gent, Hoste, 1878, 139; Novelles, Droit pénal, 454, nr. 140; RPDB, v°<br />
Détention préventive, 715, nr. 119.<br />
449 Supra nr. 85.<br />
450 Supra nrs. 84 en 102.<br />
451 E. BOUTMANS, Voorlopige hechtenis in Recht en praktijk, Antwerpen, Kluwer, 1985, 71; RPDB, v° Détention<br />
préventive, 715, nr. 119; Novelles, Droit pénal, 454, nr. 140; supra nr. 77.<br />
71