VERBOD EN BEPERKING VAN VRIJ VERKEER - Advocatennet
VERBOD EN BEPERKING VAN VRIJ VERKEER - Advocatennet
VERBOD EN BEPERKING VAN VRIJ VERKEER - Advocatennet
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
ONDERZOEK<br />
4. Toepassingsvoorwaarden<br />
80. OVERZICHT – Qua toepassingsvoorwaarden kan een onderscheid worden gemaakt tussen<br />
de materiële en de formele voorwaarden die vervuld moeten zijn opdat een verbod van vrij<br />
verkeer van kracht zou kunnen worden.<br />
a. Materiële voorwaarden<br />
81. NOODZAKELIJKHEID VOOR HET ONDERZOEK – Naast de voor de hand liggende vereiste dat<br />
de verdachte zich reeds in voorlopige hechtenis bevindt 364 , bestaat de enige materiële<br />
voorwaarde die in art. 20 §2 WVH wordt voorgeschreven, in de ‘noodzakelijkheid voor het<br />
onderzoek’. De term ‘noodzakelijk’ wijst volgens BOUTMANS “op zeer bijzondere redenen die<br />
in de beschikking moeten worden opgegeven, daar ze gemotiveerd moeten zijn” 365 . Aan te<br />
stippen valt dat het gaat om de noodzakelijkheid ‘voor het onderzoek’, zodat het verbod van<br />
vrij verkeer – anders dan de opsecreetstelling uit het Ancien Régime 366 – o.i. niet kan worden<br />
opgelegd wegens vlucht- of recidivegevaar, doch enkel wegens collusie- of<br />
verduisteringsgevaar. In die zin verdedigt ook CORST<strong>EN</strong>S over art. 62 Ndl.Sv. dat “[t]ijdens<br />
een op recidivegevaar gegronde voorlopige hechtenis […] geen onderzoeksmaatregelen ten<br />
opzichte van de verdachte [mogen] worden getroffen” 367 . Zowel in de parlementaire<br />
voorbereiding als in de rechtsleer worden inderdaad enkel situaties aangehaald die onder de<br />
noemer ‘collusie- of verduisteringsgevaar’ kunnen worden gebracht 368 . Zo bewijst het<br />
Belgische verbod van vrij verkeer volgens PRAKK<strong>EN</strong> vooral zijn nut wanneer “bijvoorbeeld<br />
nog een […] getuige moet worden gehoord of nog een bepaalde huiszoeking moet worden<br />
gedaan” 369 . Wel omvat de ruime voorwaarde ‘noodzakelijkheid voor het onderzoek’ o.i. ook<br />
de situatie waarin het niet de verdachte zelf is, maar wel een derde die tot collusie of<br />
verduistering van bewijzen zou overgaan. Een gelijkaardige interpretatie wordt overigens in<br />
de Nederlandse rechtsleer voorgestaan omtrent art. 50 Ndl.Sv., namelijk dat “[d]e verdachte<br />
[…] part noch deel [moet] hebben gehad aan de omstandigheden die aanleiding hebben<br />
364 H. BOSLY, D. <strong>VAN</strong>DERMEERSCH en M. BEERNAERT, Droit de la procédure pénale, Brugge, La Charte, 2008,<br />
1009; Novelles, Droit pénal, 454, nr. 133.<br />
365 E. BOUTMANS, Voorlopige hechtenis in Recht en praktijk, Antwerpen, Kluwer, 1985, 70.<br />
366 P. BORNIER, Conférences des ordonnances de Louis XIV, Roy de France et de Navarre, II, Parijs, Les<br />
Associez choisis par ordre de Sa Majesté pour l’impression de ses nouvelles Ordonnances, 1755, 153; supra<br />
nr. 8.<br />
367 G. CORST<strong>EN</strong>S, Het Nederlands strafprocesrecht, Deventer, Kluwer, 2008, 440.<br />
368 Loi du 20 avril 1874 relative à la détention préventive, Pasin. 1874, IX, nr. 92, 145; R. VERSTRAET<strong>EN</strong>,<br />
Handboek strafvordering, Antwerpen, Maklu, 2007, 511; G. TIMMERMANS, Étude sur la détention<br />
préventive, Gent, Hoste, 1878, 124-125.<br />
369 T. PRAKK<strong>EN</strong>, “De Nederlandse raadsman in België” in T. PRAKK<strong>EN</strong> en T. SPRONK<strong>EN</strong> (eds.), Handboek<br />
verdediging, Deventer, Kluwer, 2009, (1157) 1168.<br />
58