VERBOD EN BEPERKING VAN VRIJ VERKEER - Advocatennet
VERBOD EN BEPERKING VAN VRIJ VERKEER - Advocatennet
VERBOD EN BEPERKING VAN VRIJ VERKEER - Advocatennet
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
ONDERZOEK<br />
avant l’audience de la chambre du conseil” 118 . Nog scherper stelde een later cassatiearrest<br />
van 22 juli 1988 dat art. 5.4 EVRM “niet [bepaalt] dat de verdachte, vóór zijn verschijning<br />
voor de raadkamer […], een advocaat moet hebben kunnen raadplegen en evenmin dat hij op<br />
de terechtzitting van dat onderzoeksgerecht door een advocaat moet worden bijgestaan” 119 .<br />
Die arresten lijken ons evenwel op de leest geschoeid van verouderde cassatierechtspraak 120 ,<br />
die meer in het algemeen voorhield dat art. 5.4 EVRM “n’implique pas celle de l’égalité des<br />
armes entre le ministère public et l’inculpé” 121 , waarmee het Hof de toepasbaarheid van art. 6<br />
EVRM afwees in de fase van het vooronderzoek, allicht het arrest Neumeister t. Oostenrijk<br />
indachtig 122 , waarin ook het EHRM stelde dat het niet mogelijk is “to justify application of the<br />
principle of ‘equality of arms’ to proceedings against detention on remand” 123 . Door in het<br />
arrest Lamy t. België het beginsel van de wapengelijkheid uit art. 6.3 EVRM – weliswaar<br />
slechts op zeer impliciete wijze 124 – te extrapoleren naar art. 5.4 EVRM, deed het EHRM o.i.<br />
echter toen reeds afstand van zijn vroegere restrictieve interpretatie, zodat die<br />
cassatierechtspraak sedertdien niet meer kan worden bijgetreden. Zoals JACOBS terecht<br />
opmerkt, dreigt zij immers art. 5.4 EVRM te ontdoen “petit à petit de tout son contenu” 125 .<br />
33. BESLUIT – Aldus kan worden besloten dat reeds sedert het arrest Lamy t. België een eerste<br />
mensenrechtelijke minimumgrens werd opgelegd aan het verbod van vrij verkeer ten aanzien<br />
van de raadsman, namelijk dat het, ingevolge art. 5.4 EVRM, minstens moet worden<br />
opgeheven vóór de eerste verschijning voor de raadkamer. Het oorspronkelijke wetsontwerp<br />
van de Regering leek ons dan ook reeds in voldoende mate rekening te houden met de<br />
toenmalige Straatsburgse rechtspraak 126 . Daarmee is echter nog niet de vraag beantwoord of<br />
andere mensenrechten van de verdachte, in hun huidige interpretatie door het EHRM, niet<br />
alsnog de algehele afschaffing van het verbod ten aanzien van de raadsman, vereisen.<br />
34. RECHT OP VOLDO<strong>EN</strong>DE TIJD <strong>EN</strong> FACILITEIT<strong>EN</strong> VOOR E<strong>EN</strong> ADEQUATE VERDEDIGING (ART.<br />
6.3.B EVRM) – In de tweede plaats moet immers rekening worden gehouden met art. 6.3.b<br />
118 Cass. 16 maart 1988, JLMB 1988, 661.<br />
119 Cass. 22 juli 1988, Arr.Cass. 1987-88, 1453, Bull. 1988, 1346, JLMB 1989, 682, noot A. JACOBS, Pas. 1988,<br />
I, 1346 en RDPC 1988, 1084, noot J.S.<br />
120 J.S., noot onder Cass. 22 juli 1988, RDPC 1988, (1084) 1087.<br />
121 Cass. 21 januari 1987, Arr.Cass. 1986-87, 645, Bull. 1987, 596 en Pas. 1987, I, 596.<br />
122 A. JACOBS, noot onder Cass. 22 juli 1988, JLMB 1989, (682) 699.<br />
123 EHRM 27 juni 1968, Neumeister/Oostenrijk, http://www.echr.coe.int, §24.<br />
124 EHRM 30 maart 1989, Lamy/België, http://www.echr.coe.int, §36-37; RPDB, v° Convention européenne des<br />
droits de l’homme, 321, nr. 586.<br />
125 A. JACOBS, noot onder Cass. 22 juli 1988, JLMB 1989, (682) 699.<br />
126 Contra Ontwerp van wet betreffende de voorlopige hechtenis: verslag namens de commissie voor de justitie<br />
uitgebracht door de heer ARTS, Parl.St. Senaat 1988-89, nr. 658-2, 77.<br />
21