Voortrekkers van oud Nederland, deel 1 - Vijfeeuwenmigratie.nl
Voortrekkers van oud Nederland, deel 1 - Vijfeeuwenmigratie.nl
Voortrekkers van oud Nederland, deel 1 - Vijfeeuwenmigratie.nl
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
<strong>van</strong> 1776, veel langer en uitvoeriger dan het <strong>oud</strong>e, en door de<br />
5; toen aanwezige leden onderteekend, heeft hij woordelijk aangehaald.<br />
De societeit had een eigen wapen, bestaande uit een hert in<br />
rood op een groen veld, met het opschrift: "Wapen einer löbL<br />
Societät der Flehmings-Huffner, alhier zu Bitterfeld". Het veld<br />
had betrekking op de velden en weiden der vereeniging; het hert<br />
op een fraai bosch, het "Plämingsholz", dat aan haar behoorde.<br />
Hetzelfde wapen kwam voor op een, aan de vereeniging<br />
behoorenden, beker, die het opschrift droeg "Becher einer löblichen<br />
Societät der Fläminger in Bitterfeld, 1587", welke beker werd<br />
gebruikt bij de installatie <strong>van</strong> nieuwe leden.<br />
Toen de Borchgrave zijn werk schreef, was reeds bekend, dat<br />
de vereeniging binnenkort zou worden opgeheven en het grondbezit<br />
onder de leden zou worden ver<strong>deel</strong>d.<br />
De Borchgrave heeft nog mede<strong>deel</strong>ing gedaan <strong>van</strong> een bezoek,<br />
dat hij gebracht heeft aan de streek om ]üterbock. De bewoners<br />
<strong>van</strong> de "Pläming" onderscheidden zich toen, wat hun dialect<br />
betreft, en wat de vrouwen aangaat, ook door hare kleeding, <strong>van</strong><br />
de overige Duitsche bewoners. Zij vormden zelfs toen nog een<br />
aaneengesloten groep, die zich weinig met de overige bewoners<br />
bemoeide; ook al omdat zij elkaar niet zonder moeite verstonden;<br />
terwijl de Borchgrave, Vlaamsch sprekend, zich vlot met hen<br />
onderhield.<br />
Hieronder volgen nog eenige mede<strong>deel</strong>ingen omtrent de wijze<br />
<strong>van</strong> de totstandkoming en de inrichting <strong>van</strong> de kolonies, zoomede<br />
omtrent de rechten en verplichtingen der kolonisten.<br />
In het voorgaande zijn reeds een paar voorbeelden genoemd<br />
<strong>van</strong> nederzettingen, welke tot stand kwamen door rechtstreeksche<br />
overeenkomsten tusschen den vorst, hetzij een wereldlijk of een<br />
geestelijk heer, en de kolonisten. Behalve deze zijn er ook gevallen<br />
bekend, waarbij de vorst zich niet rechtstreeks met de kolonisten<br />
in verbinding stelde, maar waarbij hij de zaak overliet aan en in<br />
handen gaf <strong>van</strong> een zijner edellieden. Zoo werden in het Bremensche<br />
gebied, door den aartsbisschop Hartwig I; kolonies gesticht,<br />
waarbij een edelman, Bobo, als directeur optrad en vrijwel zelfstandig<br />
alles met de kolonisten regelde. Hendrik de Leeuw gaf<br />
een gebied, waarover hij zeggingschap had, aan Friedrich von<br />
Machtenstede, met de bevoegdheid het aan anderen te verkoopen,<br />
om het volgens Hollandsch recht te bezitten.<br />
Een derde manier was, dat de grondbezitters met toestemming<br />
<strong>van</strong> den landsheer koloniseerden.<br />
16