finalVersion
finalVersion
finalVersion
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
Het hoofdgebouw van sanatorium Zonnestraal van Duiker<br />
(1928), teruggerestaureerd door De Jonge (2004).<br />
4.1 Fase 5(a): Bouwtechnische haalbaarheid<br />
Suggestie voor de opbouw van de reconstructie van de Donjon,<br />
bedacht door ingenieursbureau Royal Haskoning.<br />
gebouw had al een heel leven achter zich voordat het werd gesloopt, en dat was meestal terug<br />
te zien in het patina. Deze slijtage aan de gevel, veroorzaakt door weer en wind (en<br />
luchtvervuiling), bepaalt bij oude gebouwen voor een groot deel de ouderdomswaarde. Bij een<br />
reconstructie wordt die patina vaak ten node gemist. Men vindt het gebouw er dan te nieuw<br />
uitzien. ‘Misschien moet de tijd er nog eventjes overheen’ zegt Boshouwers bijvoorbeeld over<br />
de uitstraling van de onlangs opgeleverde reconstructie van het St. Lucasgildehuis. 240 Of men<br />
moet in de weer met ‘de stofspuit’, zoals Van Well gekscherend suggereert. Zelf wil Van Well<br />
de gevelafwerking van zijn Haringpakkerstoren ‘meer een feeling’ geven van ‘onduidelijke<br />
datering: Je moet niet zien dat het nieuw is, maar ook niet echt hoe oud. Een beetje<br />
ongearticuleerd dus.’<br />
Voor de welstand is ook de dikte van de bouwmuren van groot belang voor de gewenste<br />
authentieke beleving van de toren. Cornelissen-Bakker is het daar, maar dan met betrekking<br />
tot de Donjon, volledig mee eens. Zij vreest dat de muren van de nieuwe reuzentoren niet zo<br />
dik gemaakt zullen worden als ze vroeger (ongeveer) waren. Dat zou namelijk te veel<br />
binnenruimte kosten. Maar zonder die dikke muren zou de reconstructie, naar haar idee, een<br />
groot deel van haar geloofwaardigheid en educatieve waarde verliezen.<br />
Als er van een gebouw nog fragmenten bewaard zijn gebleven, kan daarmee geprobeerd<br />
worden een stukje ambachtelijkheid van vroeger in de reconstructie te incorporeren. Bij de<br />
Donjon zal dat volgens Riehl erg lastig worden. Het is namelijk niet zeker of alle bewaard<br />
gebleven bouwfragmenten wel van de burcht afkomstig zijn. Bovendien verkeren ze<br />
merendeels in slechte staat, en is het onbekend van welk gedeelte van het complex ze ooit<br />
onderdeel zijn geweest. 241<br />
Bij de ‘Utrecht’ spelen die problemen veel minder. De bewaarde onderdelen zijn her en der<br />
verspreid over gebouwen en depots. Ze zijn nog in goede staat, en het is gemakkelijk te<br />
achterhalen waar ze oorspronkelijk in het gebouw gezeten hebben. ‘Terugplaatsen in een<br />
240 Boshouwers verwacht overigens dat zijn eigen reconstructie van de Donjon relatief snel patina zal verkrijgen<br />
vanwege de boomrijke omgeving waar hij in komt te staan.<br />
241 Riehl (1997), p 83<br />
135