finalVersion
finalVersion
finalVersion
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
4.4 Fase 5(d): Tijdsgeest<br />
4.4.1 Eigentijdsheid<br />
4.4 Fase 5(d): Tijdsgeest<br />
Vanaf het eind van de negentiende eeuw maakte het modernistische gedachtegoed een<br />
gestage opmars in de westerse architectuur. Zoals in de subparagrafen 2.1.3 en 2.1.4 staat<br />
beschreven, stond de mensheid in de twintigste eeuw voor grote uitdagingen. Aanhangers van<br />
de modernistische architectuur dachten in de industrialisatie het kompas gevonden te hebben,<br />
dat ze de weg zou wijzen naar een betere toekomst. De utopie van de vooruitgang werd steeds<br />
sterker, en (moderne) architectuur en stedenbouw waren ‘lange tijd het domein bij uitstek<br />
waar de utopische verbeelding gestalte kreeg.’ 326 Het vooruitgangsdenken (en functionalisme)<br />
dat daar uit voortkwam, botste echter met de werkwijze van de traditionalisten, die de<br />
architectuur van het verleden nog steeds zagen als een belangrijke inspiratiebron voor hun<br />
ontwerpen.<br />
En ook de maatschappij moest in het begin ‘nog niks van de modernen hebben’, zoals Van<br />
Well het stelt. Pas in de jaren vijftig, na een hevig gevecht met de traditionalistische<br />
uitgangspunten van onder andere Henri Evers en Granpré Molière, hadden ze ‘het pleit wel<br />
gewonnen en werd alles rigoureus anders. (...) De hele wetgeving, de volkshuisvesting, alles<br />
werd helemaal op het modernisme ingesteld’, aldus Van Well. Tegen deze achtergrond is een<br />
hele generatie architecten opgegroeid, die volgens Van Well niet beter weet dan dat<br />
functionaliteit het enige zuivere criterium van goede architectuur kan zijn. En ‘in het<br />
onderwijs, zoals dat nog steeds in Delft wordt gegeven’, zegt Kuipers, zijn de modernisten ‘nog<br />
steeds de grote helden.’ Met als gevolg dat het modernisme volgens Patijn ‘nog immer’ van<br />
grote betekenis is ‘voor de huidige architectuur in Nederland.’ 327<br />
De postmodernisten en hedendaagse traditionalisten hebben diverse pogingen gedaan de<br />
modernistische dogma’s te ontmaskeren en te weerleggen, maar slechts een beperkte groep<br />
professionals is door deze architectuurtheoretische schermutselingen op een wezenlijk ander<br />
pad gebracht. ‘Een groot deel van de architectenwereld denkt volgens vaststaande recepten’,<br />
zegt Patijn. En die recepten komen nog altijd voor een groot deel uit het kookboek van het<br />
modernisme (de ene keer onder de noemer neo-modernisme, dan weer betiteld als<br />
supermodernisme, enzovoorts). 328<br />
Het devies om vooral vooruit te blijven kijken werkt daarom tot op de dag van vandaag<br />
door in de ruimtelijke ordening. Zo constateert Ries van der Wouden van het Ruimtelijk<br />
Planbureau een duidelijke scepsis onder de intellectuele collegae, wanneer het gebruik van het<br />
verleden in de hedendaagse stedenbouw ter sprake komt. Voor die collega’s is het een<br />
326 Feddes & Graaf, de (2003), p 10<br />
327 Patijn (1993), p 7<br />
328 Patijn pleit ervoor om in de bouwkundeopleidingen meer aandacht te besteden aan sociologie en<br />
architectuurgeschiedenis, zodat de studenten meer oog krijgen voor niet-moderne invloeden. Zijn recente<br />
aanstelling als decaan van de faculteit Bouwkunde aan de TUDelft geeft hem de kans deze ambitie waar te maken.<br />
168