finalVersion
finalVersion
finalVersion
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
4.4 Fase 5(d): Tijdsgeest<br />
gezorgd dat in het winkelcentrum van bijvoorbeeld Rotterdam dezelfde McDonaldsen, Apple<br />
stores en H&M’s te vinden zijn als in de winkelcentra van Barcelona, Sydney en New York.<br />
De laatste tijd reageren veel mensen op dat onheimelijke gevoel door op zoek te gaan naar<br />
de eigen identiteit. Zo’n identiteit zou de mensen weer de verloren gewaande geborgenheid en<br />
houvast terug moeten geven, zodat ze zich thuis kunnen (blijven) voelen in het mondiale dorp<br />
van McLuhan. Arjo Klamer, hoogleraar Culturele Economie aan de Erasmus Universiteit<br />
Rotteredam, zegt daarover: ‘De moderne wereld biedt wellicht te veel vrije ruimte, te veel<br />
grenzeloosheid zodat tal van mensen zich weer willen bepalen tot het oude vertrouwde, voor<br />
het houvast en voor de herkenning.’ 359<br />
Deze tegenreactie wordt ook wel lokalisme genoemd. In combinatie met het gedachtegoed<br />
van het globalisme levert deze herwaardering van de ‘couleur locale’ de term glokalisme op. 360<br />
De terminologie van het fenomeen is hier echter verder niet zo van belang. Waar het met<br />
betrekking tot mijn thesis om gaat, is dat het verleden het gezochte ‘ankerpunt in tijd en<br />
ruimte’ kan zijn, zoals Rietbergen het omschrijft. Hij vindt het logisch dat bijvoorbeeld een<br />
reconstructie van de Donjon de mensen een houvast kan geven in hun zoektocht naar een<br />
identiteit: ‘Een identiteit kan nooit abstract zijn. (…) We zijn geen vrij zwevende<br />
intelligenties.’ Integendeel, mensen zijn altijd ergens, ze leven op een bepaalde plek. En dat is<br />
volgens Rietbergen de reden dat ze bij de concretisering van hun identiteit vaak terugvallen op<br />
de plaats waar ze wonen, of lange tijd gewoond hebben. 361 We zagen iets dergelijks ook al in<br />
de vorige subparagraaf, toen Jan Schuur in verband met nostalgie het verlangen naar<br />
geborgenheid ter sprake bracht.<br />
Roosendaal constateert dat de Nijmegenaren, ‘zeker na vorig jaar [2005, MM], toen<br />
Nijmegen zijn tweeduizendjarige bestaan vierde, het gevoel hebben dat ze ontworteld zijn. Dat<br />
ze geen wortels hebben in de eigen geschiedenis.’ Hij vindt dat de stad dit identiteitsvraagstuk<br />
niet links kan laten liggen. Maar tegelijkertijd betwijfelt Rosendaal ten zeerste of een<br />
historiserende reconstructie van de Donjon een oplossing zou kunnen zijn voor de<br />
gesignaleerde onthechtingproblematiek.<br />
Boshouwers denkt van wel. Volgens hem kon het ‘tot voor kort menig Nijmegenaar geen<br />
worst schelen’ dat Nijmegen de oudste stad van Nederland is. Maar hij is er van overtuigd dat<br />
de reconstructie van de Donjon tot gevolg zal hebben, dat ‘het huidige karakter’ van de stad<br />
weer zijn ‘vroegere allure van keizerstad en bestuurs- en handelscentrum’ terugkrijgt. 362 En<br />
met dat ideaalbeeld in het vooruitzicht, merkt Boshouwers dat er onder de bevolking ‘een<br />
zekere trotsheid naar boven komt om Nijmegenaar te zijn.’ Rosendaal waarschuwt echter dat<br />
het Valkhofpark niet alleen voor Nijmegen deel uitmaakt van de identiteit. Het park, dat in<br />
zijn ogen gevaar loopt als de Donjon gereconstrueerd zou worden, is volgens hem onderdeel<br />
359 Klamer, A., ‘Wie betaalt de retro, een economische analyse’, S&RO, nr. 3 (2003), p 34<br />
360 Idem<br />
361 Dat de zogenaamde streeksoaps die worden uitgezonden door lokale televisiestations de laatste jaren een<br />
onverwacht grote schare fans aan zich hebben gebonden, is hier een sprekend voorbeeld van.<br />
362 Boshouwers (1997), p 20<br />
176