finalVersion
finalVersion
finalVersion
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
2.3 Het fasenstelsel<br />
kenmerkende eigenschappen van de verschillende fasen een doorslaggevende invloed hebben<br />
op de argumentatie rondom reconstructies. Om die reden zijn de verschillende fasen in de<br />
levensloop van een monument de basiscategorieën geworden van mijn zogenoemde<br />
fasenstelsel.<br />
Binnen de levensloop van monumenten die gesloopt zijn en daarna kans maken<br />
gereconstrueerd te worden, onderscheidt het fasenstelsel een vijftal fasen. De eerste fase is het<br />
ontwerp en de bouw van het oorspronkelijke monument. Deze fase wordt door ieder gebouw<br />
doorlopen, ongeacht of het er nog altijd staat of niet. Hetzelfde geldt voor de tweede fase, het<br />
gebruik van het monument. Deze fase loopt voor gebouwen die niet zijn afgebroken tot op<br />
heden door. Voor gesloopte gebouwen eindigt fase twee met de ingang van fase drie, de<br />
afbraak van het monument. Pas in deze en de volgende fase komt het grote verschil tussen een<br />
nog bestaand monument en een verdwenen monument tot uiting. Fase drie is immers alleen<br />
van toepassing op verdwenen monumenten. En ook fase vier, oftewel de periode waarin het<br />
object weg is, kan vanzelfsprekend alleen worden doorlopen door een monument dat niet<br />
meer bestaat (of een tijdlang niet heeft bestaan).<br />
In fase vijf tot slot worden plannen gemaakt om te kijken of (en hoe) een reconstructie kan<br />
worden gerealiseerd, waarna in sommige gevallen daadwerkelijk tot uitvoer van die plannen<br />
wordt overgegaan. Deze fase is de meest unieke fase uit de levensloop van een te reconstrueren<br />
monument. Immers, voor een bestaand gebouw worden meestal geen reconstructieplannen<br />
gemaakt, en maar een klein aantal verdwenen monumenten valt de eer te beurt om onderwerp<br />
te zijn van een initiatief om gereconstrueerd te worden. 99<br />
Omdat in beide fasen een gebouw wordt gerealiseerd, lijkt fase vijf op het eerste gezicht<br />
veel overeenkomsten te hebben met fase één. Bij een realisatie van een reconstructie spelen<br />
echter zulke specifieke vraagstukken, die niet of minder spelen bij de bouw van een nieuw<br />
ontwerp, dat fase vijf wel degelijk duidelijk te onderscheiden is van fase één.<br />
In feite volgt er op fase vijf een zesde fase. Waar fase één en vijf nog erg verschillend zijn,<br />
kunnen deze fase zes en de eerdere fase twee wél goed met elkaar vergelijken worden.<br />
Wanneer een reconstructie na een aantal jaar van gebruik ook weer afgebroken wordt, is er in<br />
feite sprake van een fase zeven. En misschien wil men daarna weer een reconstructie van de<br />
verdwenen reconstructie, et cetera. Zo kan het cirkeltje in principe eindeloos rond blijven<br />
gaan. Ik richt mij in mijn onderzoek echter vooral op casussen die zich in fase vijf bevinden, of<br />
casussen die deze fase niet al te lang geleden achter zich hebben gelaten. Het gaat mij er<br />
minder om wat er vervolgens op de langere termijn met de reconstructies gebeurt (voor zover<br />
dat geen onderdeel vormt van de plannen in fase vijf).<br />
Bezien vanuit het (in deze thesis gehanteerde) perspectief van de initiatieven voor<br />
reconstructies, verwijzen de eerste vier fasen naar het verleden van het monument. Hier ligt<br />
een verband met de herinneringswaarden van Riegl, die ook de geschiedenis van het<br />
99 Er zijn uitzonderingen waarbij al in fase twee wordt overwogen een bestaand gebouw af te breken en er een<br />
reconstructie voor in de plaats te zetten. In dat geval valt fase twee dus in feite (deels) samen met fase vijf. Eén van<br />
mijn casussen, De Kiefhoek, is een voorbeeld van zo’n uitzondering.<br />
68