finalVersion
finalVersion
finalVersion
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
3.2 Fase 2: Gebruik en aanpassingen<br />
3.2 Fase 2: Gebruik en aanpassingen<br />
3.2.1 Gebruik en gebruikers<br />
Gedurende fase twee kan er van alles met een gebouw gebeuren. Dat is inherent aan het<br />
wezen van een gebruiksvoorwerp, en dus ook aan dat van een bouwwerk. De gebruiker, of dat<br />
nu keizer Frederik Barbarossa of een Delfts schildersgilde is, drukt met zijn gebruik altijd een<br />
bepaald stempel op het gebouw waarin hij woont of werkt. Hans Bartelds, oud-werknemer van<br />
verzekeringsmaatschappij de ‘Utrecht’, onderschrijft dat door op te merken dat het kantoor<br />
van Verheul ‘altijd verbonden (is) geweest met de historie van deze Utrechtse verzekeraar.’ 139<br />
En die relatie had in dit geval een positief effect op de beleving van het monument. Bartelds<br />
zegt hierover: ‘In de buurt waar ik woonde, werd met ontzag over dat gebouw gesproken. Het<br />
was deftig en als je daar je brood verdiende, had je het bijzonder goed geschoten. Dat ik daar<br />
zelf terechtgekomen ben, vervult me dan ook met gepaste trots.’ 140 Een dergelijk imago van<br />
een gebouw heeft grote invloed op de manier waarop het later herinnerd wordt, als het<br />
eenmaal verdwenen is. En dat zie je weer terug in de argumentatie voor of tegen reconstructie.<br />
Verzekeringsmaatschappijen als de ‘Utrecht’ behoren tot een ander type gebruikers van<br />
gebouwen dan de arbeidersgezinnen die hun intrek namen in De Kiefhoek. De functie van de<br />
gebouwen is ook anders. Op kantoor wordt er gewerkt, in woningen geleefd. En mensen<br />
hebben over het algemeen meer de neiging hun huis naar eigen smaak en welbevinden in te<br />
richten, dan hun werkplek. Daardoor ontstaat er in woonwijken als De Kiefhoek, zo stelt<br />
Kuipers, een ‘voortdurende frictie tussen het architectonische ideaalbeeld en de behoeften van<br />
de bewoner van een gebouw.’<br />
Dat ideaalbeeld komt zowel van de architectuurcritici met hun steriele plaatjes, als van de<br />
ontwerper zelf, en de behoeften van de bewoners komen duidelijk naar voren als je zelf rond<br />
gaat kijken in De Kiefhoek. Dan zie je, in de woorden van Kuipers, ‘dat de smaak van de<br />
bewoners zo totaal afwijkt van de voorgeschreven smaak van Oud. Je ziet daar van die grote<br />
tapijtrollen voor de deur staan, en Turkse of Jordaanse gordijntjes achter de ramen.’ Zonder<br />
verder dus het gebouw zelf aan te tasten, veranderen de bewoners met hun gebruik<br />
onmiskenbaar het door Oud zo zorgvuldig vormgegeven straatbeeld.<br />
Het gebruik kan dus afbreuk doen aan de (door de ontwerper gewenste) esthetiek van het<br />
oorspronkelijke ontwerp. Tegelijkertijd kan door het gebruik ook een waarde aan het object<br />
worden toegevoegd, namelijk een cultuurhistorische waarde. Arbeidersgezinnen moesten zich<br />
in de jaren twintig meestal behelpen met krappe en verwaarloosde woonhuizen. De relatieve<br />
luxe en ruime opzet van de nieuwbouw van De Kiefhoek was daardoor tamelijk uniek. Omdat<br />
De Kiefhoek dus een uitzonderlijk geval was binnen de cultuur van het interbellum, wordt het<br />
buurtje van Oud veel cultuurhistorische waarde toegedicht. En dat is niet alleen een heel<br />
139 Bartelds, H., ‘Prachtig als vergissing wordt hersteld’ in Kam, R. de (red.), De ‘Utrecht’, Toekomst voor een<br />
verdwenen gebouw, Uitgeverij Matrijs, Utrecht 2004, p 59<br />
140 Idem<br />
92