Mariken
Mariken
Mariken
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
118<br />
*<br />
MOENEN<br />
870 Hulpe, Modicack, hoe ick blaecooghende werde! 870<br />
Dit meysen crijcht berou den balch al vul. 871<br />
. . . . . . 872<br />
Ga wi yewers int scoonste vander ste(den)<br />
Een kanne wijns meten.<br />
EMMEKEN<br />
Laet mi met vreden 874-877874<br />
875 Ende vliet van mi, fel viant boos!<br />
Weemi, dat ic u oyt verkoos<br />
Ende aenriep u, verghetende die Godheit ontfermhertelic.<br />
Och, och, ick crighe sulcken berouwen hertelijc<br />
Dat nu therte sal besluyten. Och, ic beswilte, 879<br />
880 Mijn cracht faelgeert mi.<br />
MOENEN<br />
Hulpe, Lucifers leveren, longheren ende milte, 880<br />
Nu mach ic wel borlen, blaecooghen ende huylen. 881<br />
Mijn meeninghe wil hier al vuylen. 882<br />
Onder die helsche guylen<br />
* 871 (Leendertz, p. 315) A black.<br />
879 A: al besluyten (corr.: H. Pleij in Spektator 1 (1971-2), p. 35; Leendertz, p. 315: Dat mi..<br />
.sal).<br />
A: beswelte.<br />
870 Modicack (ook v. 998): scatologische duivelnaam, waarsch. omzetting van cac(o)daemo(n);<br />
zie Maximilianus in NTg. 44 (1951), p. 18 en Michels in Tijdschr. voor Taal en Letteren 15<br />
(1927), p. 17. ‘Modecac’ was ook de naam van een Kortrijkse rederijkernar: M. Vandecasteele,<br />
‘Letterkundig Leven te Gent van 1500 tot 1539’ Jb. de Fonteine 1966, p. 48; blaecooghen:<br />
vonken met de ogen schieten.<br />
871 den balch al vul (balch: buik): over haar hele lichaam, geheel en al.<br />
872 : zie Aantekeningen.<br />
874-877 Laet mi met vreden...: zie Aantekeningen.<br />
874 meten: drinken.<br />
879 besluyten: doen sluiten, ineen doen krimpen; beswilte: bezwijm.<br />
880 faelgeert: begeeft; Hulpe...: zie v. 403.<br />
881 borlen: brullen, schreeuwen.<br />
882 meeninghe: opzet; wil: dreigt; vuylen: vernietigd te worden, te mislukken.<br />
<strong>Mariken</strong> van Nieumeghen