Mariken
Mariken
Mariken
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
149<br />
zeven jaar (titel meer dan seven iaren, inl. proza IX omtrent vi. iaren, v. 653 ses<br />
och... seven iaren, v. 961 omtrent seven iaren, v. 1025 bat dan seven iaren) samen<br />
zijn geweest, is de tante ‘wel drie iaer doot’ (v. 700). We schrijven dus 1474. Volgens<br />
de chronologie van het verhaal heeft <strong>Mariken</strong> Moenen dan voor het eerst in 1467<br />
ontmoet. Nadat Oom Ghijsbrecht en <strong>Mariken</strong> van hun reis naar Keulen en Rome zijn<br />
teruggekeerd en <strong>Mariken</strong> in het klooster is gegaan, leeft de Oom nog 24 jaar. Trekt<br />
men een jaar voor de bedevaart uit, dan zou de Oom in 1499 overleden zijn. Het<br />
wonder der ringen, waarna <strong>Mariken</strong> nog twee jaar leeft (v. 1138) is zelf niet op een<br />
datum betrokken. Toch heeft men de indruk dat <strong>Mariken</strong> eerst na haar Oom is<br />
overleden (hij bezoekt haar immers ieder jaar ‘also langhe als hi leefde’), zodat het<br />
eind van de historie ten minste het jaar 1500 bereikt. Besluit: het verhaal wordt door<br />
de tekst zoals die in proza én verzen voor ons ligt, gesitueerd tussen 1467 en 1500<br />
en dateert zijn vertelling in deze vorm dan ook in het begin van de zestiende eeuw.<br />
Deze interne datering is gebaseerd op het jaar 1471 en de mededeling dat de tante<br />
‘wel drie iaer doot’ is. De Engelse tekst (D) heeft echter ‘she is deed more than a<br />
yere agoo’, zodat alles er twee jaar eerder plaatsvindt en het gebeuren precies in<br />
1465, het jaar van de gevangenneming van Arnold, begint: vgl. M.E. Kronenberg in<br />
Museum 39 (1932), p. 179.<br />
Prologhe. Op dri milen na Nieumeghen: vgl. v. 16 twe groote milen en v. 54<br />
ongeveer drie uren gaans. Volgens v. 652 woonde de Oom in Venlo dat echter geen<br />
drie, maar twaalf uur gaans van Nijmegen verwijderd is. Bovendien is Venlo geen<br />
dorp (vgl. daarentegen v. 84) en behoorde het tot een ander dekenaat en bisdom (nl.<br />
Luik) dan Nijmegen (Keulen) (vgl. echter v. 1007, het proza na v. 1020 en de reis<br />
naar Keulen). Daarom stelde Janssen de mogelijkheid voer dat hier oorspronkelijk<br />
niet Venlo, maar ‘Balgoy’ zou zijn bedoeld, ‘de naam van een ongeveer tegenover<br />
Grave aan de Maas gelegen zeer oude dorpsparochie, die tot het dekenaat Nijmegen<br />
en het bisdom Keulen behoorde en vrijwel precies drie uur gaans van Nijmegen<br />
verwijderd was’ (Leuv. Bijdr. 56 (1967), p. 22 en 35). Mijns inziens hoeft de terloopse<br />
en afzonderlijke vermelding van Venlo in v. 652 (niet in D) niet zo nauw met de<br />
initiële afstandsgegevens die heel doelgericht alleen op Nijmegen betrokken zijn,<br />
verbonden te worden. In een enkele zin die onverwacht en gedwongen precies de<br />
woonplaats van de Oom ten opzichte van die der tante onderscheidt, lijkt ‘Venlo’<br />
eerder een secundair gegeven (ook in het inleidend proza van XIV keert de Oom,<br />
geheel ongespecificeerd, ‘tot sinen lande’ weer). Het gedwongen karakter van deze<br />
specificering is begrijpelijk binnen de formele structuur van het rondeel dat geheel<br />
om het verzoek van Emmeken om haar verwanten ‘inden lande van Ghelre’ te gaan<br />
bezoeken ‘draait’ (v. 648-655). Dat de dichter daarbij dan als rijmwoord op ‘no’ en<br />
‘alsoe’ de naam van een bekende plaats in Opper-Gelre in de pen werd gegeven, is,<br />
hoewel in de<br />
<strong>Mariken</strong> van Nieumeghen