Mariken
Mariken
Mariken
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
154<br />
kunnen we wijzen op een merkwaardige parallel in een der Kinder- und Hausmärchen<br />
van de gebroeders Grimm, nml. nr. 11, ‘Brüderchen und Schwesterchen’. Het gaat<br />
hier om het motief van de ‘unterschobene Braut’. Een verstoten stiefdochter (het<br />
‘zusje’) wordt, na allerlei avonturen, de gelukkige echtgenote van de koning. De<br />
boze stiefmoeder, een heks, probeert nu haar eigen lelijke dochter die maar één oog<br />
heeft in de plaats van de koningin bij de koning in bed te smokkelen. Daartoe geeft<br />
ze haar dochter helemaal de gestalte en het gezicht van de koningin, ‘nur das verlorene<br />
Auge konnte sie ihr nicht wiedergeben...’ (Joh. Bolte en Georg Polivka geven hierover<br />
geen verdere kommentaar in hun Anmerkungen zu den Kinder- und Hausmärchen<br />
der Brüder Grimm, Leipzig 1913, deel 1, pp. 79-96).<br />
183 Blijkens het rijm ontbreekt hier een vers op int. De Engelse tekst heeft: ‘... and<br />
if that ye wyll consent unto me I shall make you a woman above all other women<br />
for I have more love unto you than I have to any other woman nowe lyvyng’. Barnouw<br />
suggereerde daarom als aanvulling: ‘Want daer en leeft gheen vrouwe die ic bet<br />
hebbe ghemint’ (‘Mary of Nimmegen’ in The Germanic Review 6 (1931), p. 82). Dit<br />
kan eventueel korter, bijv.: ‘want boven al dat leeft heb ic u ghemint’. Andere<br />
suggesties: ‘(die duvel:) Wildy my volghen (<strong>Mariken</strong>:) Dat doe ic gheerne, vrint’<br />
(Leendertz, p. 567), ‘Ende ic ware trouwe een paer aen u vint’ (Van Mierlo in ed.<br />
Verhofstede, p. 29), ‘Wat ist, dat u so deert, schoon kint’ (Van Mierlo,<br />
‘Aantekeningen bij <strong>Mariken</strong> van Nieumeghen’ in VMA 1951, p. 167) en ‘(die duvel:)<br />
Wildy met my versamen in ionsten (<strong>Mariken</strong>:) Vrint ‘(Muller: ‘Nog een en ander<br />
over <strong>Mariken</strong> van Nieumeghen’ in T.N.T.L. 52 (1933), p. 148).<br />
186-189 Doer die schimpighe woerden...: alleen ‘teve’ vinden we letterlijk onder<br />
de scheldwoorden van de Moeye terug (v. 114). In de verzen 184-9 is de tweevoudige<br />
verklaring van <strong>Mariken</strong>s wanhoop eigenaardig: ‘ick sitte nu rechs also ghesint... Dies<br />
ic mi...’ (v. 184-8) en ‘want ick sitte half sonder sin’ (v. 189). D geeft, zonder<br />
‘herhaling’ van ‘schimpighe woerden’, een eenvoudiger, minder anekdotische en<br />
meer tragische beschrijving: ‘I syt here halfe mad & in dyspayer I care nat whether<br />
that I gyve my selfe to god or to the dyvyll so that I were out of this traldome and<br />
mysarye’. In A - voor D spreekt dit vanzelf - gaat de duivel op <strong>Mariken</strong>s retrospectieve<br />
verklaring niet verder in. Toch zou men dit normaal verwachten: <strong>Mariken</strong> maakt<br />
immers gewag van fatale scheldwoorden, maar zegt er niet bij door wie en naar<br />
aanleiding waarvan deze zijn uitgesproken. De claus 184-9 heeft dan ook weinig te<br />
maken met de vraag en het voorstel van Moenen in v. 170-2 (ook in D) en lijkt<br />
vanwege zijn onmiddellijke context (de volgende woorden van Moenen) tegenover<br />
de Engelse tekst secundair.<br />
190-195 Bi Lucifer...: Deze claus niet in D (vgl. het vreemde: ‘noch vraech<br />
<strong>Mariken</strong> van Nieumeghen