Mariken
Mariken
Mariken
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
44<br />
De berijming van A is duidelijk het werk van een rederijker. Zijn taal is overwegend<br />
Brabants en in het gebruik van ‘ionste’ of ‘in ionsten versamen’ in v. 195, 227, 533<br />
en 1143 heeft men wel eens allusies op de zinspreuk ‘Uut jonsten versaemt’ van de<br />
Antwerpse rederijkerskamer De Violieren willen zien 58 . In ieder geval kan de dichter<br />
van A niet meer, zoals de auteur van het prozaverhaal, ‘the fyrst maker of this boke’<br />
worden genoemd 59 . Als rederijker ontpopt hij zich niet alleen door zijn gebruik van<br />
rederijkersjargon en typische strofevormen, maar ook door de manier waarop hij<br />
bepaalde gedeelten uit zijn bron tot zelfstandige toneelscènes heeft gedramatiseerd.<br />
Zoals in het rederijkerstoneel gebruikelijk is, worden vele scènes ook hier met een<br />
epigrammatisch of spreukmatig vers besloten: men zie v. 44, 124, 328 (herinnert aan<br />
typische, anticiperende slotverzen van sommige sinnekens-scènes), 347, 402, 432,<br />
589, 684, 1020, 1102 en 1126, Twee scènes beginnen met een stereotiep<br />
openingsrondeel: v. 348-355 en 648-655. De auteur heeft het begin van de dialoog<br />
hier volgens het rijmpatroon en het terugkerend ‘refrain’ van het rondeel (ABaAabAB)<br />
uit moeten rekken over vijf clausen waarvan de eerste, vierde en vijfde uit twee<br />
verzen, de tweede en derde uit één vers bestaan. De dichter heeft zich bij het invullen<br />
van deze clausen toch niet geheel kunnen beheersen en loopt al te zeer op de bedoeling<br />
en gedachtengang van het gesprek vooruit: zie Aantekeningen bij v. 352-353 en<br />
654-655. Bovendien heeft hij bij deze bewerking nog andere steken laten vallen: het<br />
gaat in de eerste dialoog immers niet om ‘niets weten’ of het niet gezien hebben van<br />
Emmeken (vgl. Aant. bij Proza na v. 347 en v. 358), maar om de vraag naar waar<br />
ze kan zijn gegaan, terwijl in het tweede rondeel ‘Venlo’ is toegevoegd (v. 652), een<br />
58 Vgl. Janssen, ‘Studies...’, pp. 18-19; Leendertz, p. cxxxviii en Jan Gessler, ‘Over het<br />
Antwerpsch karaktker en den mogelijken Antwerpschen oorsprong van <strong>Mariken</strong> van<br />
Nieumeghen’ in De Gulden Passer N.R. 5 (1927), pp. 79-88; Wolthuis, Duivelskunsten, pp.<br />
17-18 en 49, noot 1. Over Van Mierlo's pleidooi voor het auteurschap van Anna Bijns en de<br />
weerlegging daarvan zie men vooral L. Roose, Anna Bijns. Een rederijkster uit de<br />
hervormingstijd, Gent 1963, pp. 145-159.<br />
59 Zo noemt de auteur zich in de epiloog van D. Ook de Engelse vertaling is het werk van een<br />
Nederlander, niet van een Engelsman: zie Janssen, ‘Studies...’, pp. 57-79.<br />
<strong>Mariken</strong> van Nieumeghen