27.01.2015 Views

Mariken

Mariken

Mariken

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

38<br />

toe 50 . Het próza herhaalt, zegt men. Maar waarom zou het proza reeds in de verzen<br />

gegeven zaken nog eens toe gaan voegen Is het niet veel zinvoller te stellen dat de<br />

verzen proza-elementen herhalen, dat sommige gegevens uit het proza-bericht in de<br />

berijming nog eens zijn opgenomen ter verzelfstandiging van bepaalde scènes<br />

Tot de ‘overbodige’ dingen die zijn toegevoegd behoren onder meer de naam van<br />

de oom die alleen in het proza heer Ghijsbrecht heet, het historische kader (waarop<br />

de zelfmoord van de Moeye aansluit), de discussie van de Moeye met haar<br />

buurvrouwen (die nochtans een verklaring biedt voor haar woede bij de aankomst<br />

van <strong>Mariken</strong>; kap. II), de herrie die Moenen na Emmekens voordracht van een refrein<br />

in de herberg doet ontstaan, waarbij er twee het leven laten (waarop m.i. nochtans<br />

de verzen 556-560 aansluiten: vgl. Wat wonder con ic bedriven...), de dubbele moord<br />

als overgang van v. 617 naar 618, het feit dat er in Nijmegen geen priester te vinden<br />

is die Emmeken kan absolveren (na v. 1021), de reis naar Keulen en de biecht bij de<br />

bisschop (het hele kap. XII), de reis naar Rome (kap. XIII), het aanleggen van de<br />

ringen (na v. 1102), de reis terug, Emmekens intrede in het klooster in Maastricht,<br />

de mededeling dat de oom hierna nog 24 jaren leeft en zijn nichtje tijdens zijn leven<br />

ieder jaar bezocht (kap. XIV) en tenslotte de komst van een engel die het slapende<br />

Emmeken van haar ringen verlost (kap. XV). Dit alles wordt o.m. door Wolthuis<br />

afgedaan als ‘de onbenullige inhoud en overbodigheid der verhalende gedeelten’ 51 .<br />

Nu, als al deze elementen werkelijk ‘overbodig’ zouden zijn, wijst deze overbodigheid<br />

toch veeleer op hun oorspronkelijkheid. Waarom zou men immers aan een op zichzelf<br />

verstaanbaar geheel ‘overbodige’ elementen toe gaan voegen en waar zou de<br />

50 Leendertz, pp. cxxiii-cxxvii; J.L. Walch, ‘Nog eens: het proza in <strong>Mariken</strong> van Nieumeghen’<br />

in T.N.T.L. 40 (1921), pp. 220-231; Wolthuis, Duivelskunsten, pp. 74-77; P. Maximilianus,<br />

‘Over vorm en auteur van <strong>Mariken</strong> van Nieumeghen’ in T.N.T.L. 68 (1951), pp. 171-2, ook<br />

‘En eerst, vanden besten, <strong>Mariken</strong> van Nieumeghen vs 460-1’ in Leuv. Bijdr. 41 (1951), pp.<br />

45-6 en L. Strengholt, ‘Iets over het proza in <strong>Mariken</strong> van Nieumeghen’ in NTg. 50 (1957),<br />

pp. 159-160.<br />

51 Duivelskunsten, p. 78.<br />

<strong>Mariken</strong> van Nieumeghen

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!