Mariken
Mariken
Mariken
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
164<br />
O rethorijcke, auctentijcke conste lieflijck,<br />
Ic claghe, met wanhaghe, dat men di haet.<br />
Den sinnen, die u minnen, vallet seer grieflijck.<br />
Hem tfi, die di geen gade en slaet,<br />
Ende denghene, die di eerst maeckte, versmaet!<br />
Ick puer versmade als dongheraecte selcke doren.<br />
Maer al eest scade ende scande van selcker daet,<br />
Ende leet hem alleene, die dit aenhoren:<br />
Doer donconstighe gaet die conste verloren.<br />
Het refrein klaagt over en vaart uit tegen ‘donconstighe’, dit zijn misschien eerder<br />
de versmaders dan de slechte beoefenaars der kunst (vgl. noot bij v. 543), al sluiten<br />
de eersten de laatsten niet uit, maar juist in. Omdat hun oordeel meer op prijs wordt<br />
gesteld dan dat van de ‘constenaer’, gaat ‘doer donconstighe die conste verloren’.<br />
Voor gelijkaardige refreinen tegen de versmaders van retorica, zie men: J.J. Mak,<br />
De gedichten van Anthonis de Roovere, Zwolle 1955, pp. 131-3; W.J.A. Jonckbloet<br />
en W.L. van Helten, Nieuwe refereinen van Anna Bijns, Gent 1886, refr. LXXVII,<br />
pp. 282-4; L. Roose, ‘Oranje tegenover Midas. Een Antwerps lofdicht op Retorica’<br />
in Jaarboek De Fonteine 1964-5, XIV-XV, pp. 5-8; K. Ruelens, Refereinen en andere<br />
gedichten... Jan de Bruyne, Antwerpen 1880, dl. 2, pp. 35-38, refr. LI; Jan van<br />
Stijevoorts Refereinenbundel..., ed. F. Lyna en W. van Eeghem, Antwerpen, dl. 2,<br />
refr. CLXIII, pp. 57-59; E. De Dene, Testament Rhetoricael in Jaarboek De Fonteine<br />
1976-77, dl. 2, pp. 50-52. Voor een spel ‘teghen de Verachters van Rethorycke’ zie<br />
men N. van der Laan, ‘Rederijkersspelen in de bibliotheek van het Leidsche<br />
gemeente-archief’ in T.N.T.L. 49 (1930), pp. 128-9.<br />
525 die di eerst maecte: in de herschikking van Leendertz leest men: ‘Ende<br />
denghene, die di eerst maecte, versmaet’. Hier zou met ‘die di eerst maecte’ dan de<br />
H. Geest bedoeld kunnen zijn (vgl. dit ‘eerst’ in verschillende retorica-refreinen in<br />
verband met de (goddelijke) oorsprong van de Const: Ruelens, Refereinen... De<br />
Bruyne, dl. 2, refr. LI, p. 35, v. 2; p. 39; prince v. 11; Stijevoorts Refereinenbundel,<br />
refr. LVII, p. 110, v. 58 en refr. CLXIII, p. 58, v. 17). Leendertz'vers is dan enigszins<br />
te vergelijken met de stokregel van De Rooveres ‘Refereyn van Rethorica’:<br />
‘Verstaet//diese haet//versmaet//Godts werck’.<br />
546 Conste hout in weelden...: over Retorica's meervoudig vermogen in<br />
zedelijk-maatschappelijke zin: Roose, ‘Lof van retorica...’, pp. 118-120; Roose,<br />
‘Dwelck...’, pp. 100-102 en Ruelens, Refereinen... De Bruyne, dl. 2, refr. LI (str. 1<br />
en prince) en Stijev., refr. CLXVI, v. 17, 33-35, 49-50.<br />
551-553 Princelijc wil ick...: over de tegenstelling van deze verzen (retorica als<br />
leervak) met v. 509-514 (retorica als scheppende kunst), zie o.a.: F. Kossmann, ‘Over<br />
enige...’ in T.N.T.L. 70 (1952), p. 161-162, 165; W.L. Braekman, ‘Een nieuwe<br />
interpretatie van Anthonis de Rooveres<br />
<strong>Mariken</strong> van Nieumeghen