Mariken
Mariken
Mariken
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
173<br />
she agreed then with in .ij. or .iij dayes was she shorne in by the helpe of hyr<br />
unkyll/And when it was done than departed hyr unkyll into his owne lande’. In A is<br />
Ooms activiteit verbleekt tot een omschrijving met éénmaal ‘behulpich’ zijn en twee<br />
maal ‘geholpen hebben’.<br />
Het clooster te Tricht: bedoeld is het klooster van de orde der Witte Vrouwen,<br />
ook bekend als de ‘penitenten van de H. Magdalena’ die zich omstreeks 1230 te<br />
Maastricht hadden gevestigd. Reeds in 1261 echter stapte het klooster van de<br />
Magdelena-orde over naar de orde van St. Victor: van een orde van boetelingen<br />
(‘bekeerde zondaressen’) met een zeer streng slot en een zware vastenpraktijk ging<br />
men over naar een orde van ‘dames’ van goede, liefst adellijke komaf en een<br />
deugdzame levenswandel, zonder streng slot en met een veel soepeler levenswijze.<br />
M.v.N. is hier dan ook met de historische werkelijkheid in strijd. In de tweede helft<br />
van de vijftiende eeuw was het klooster der Witte Vrouwen al lang geen boete-oord<br />
voor ‘gevallen meisjes’ meer. Ook in verband met v. 1130-1137 uit de ‘Naeprologhe’<br />
‘valt... op te merken, dat tot op heden in literatuur, bronnen of traditie geen enkel<br />
spoor is gevonden van Mariekens graf met de drie ringen’: H. Th. M. Roosenboom,<br />
‘Het “Clooster der Bekeerder Sonderssen”’ in De Maasgouw 90 (1971), kol. 167-184).<br />
Het klooster bevond zich aan het Vrijthof te Maastricht en bestond tot aan de Franse<br />
Revolutie. Kloostergebouw en -kerk werden later voor het grootste gedeelte<br />
afgebroken (zie, naast Roosenboom, nog: Jef Notermans, ‘T'Klooster “ten bekeerden<br />
sonderssen”’ in Tijdschr. Taal en Lett. 16 (1928), pp. 176-8).<br />
1112-1113 Daer quamen mi...: Kruyskamp (ed. M.v.N., p. 78) noteerde bij ‘witter<br />
duyven’: ‘als symbool van God de H. Geest’. Er staat echter ‘vele witter duyven’,<br />
meervoud dus. Ik zie veeleer verband met de middeleeuwse voorstellingen van de<br />
geredde ziel als een witte duif. Jan Vanderheijden citeert o.a. uit de Spieghel Historiael<br />
(P. I, B. VII, cap. LXII, v. 36 e.v.) over verdronkenen in zee: getuigen zagen ‘uten<br />
watre... comen/tortelduven wit ende scone die upwaert vloghen inden trone/Dat<br />
hilden si over dat tekijn dat die verdronkene scare/te hemele voeren in dier ghelike’<br />
(Het thema en de uitbeelding van den dood..., Ledeberg/Gent, p. 290, n. 3). Een paar<br />
witte duiven kon ook als begeleider van de ten hemel varende ziel optreden,<br />
waarschijnlijk een variant op het geleide der engelen: Vanderheijden, pp. 297-8 (zie<br />
ook E.J. Haslinghuis, De duivel in het drama der Middeleeuwen, Leiden 1912, p.<br />
41). In D wordt Emmeken trouwens ook in haar droom door een engel uit de hel in<br />
de hemel gedragen: de verzen 1110-1111 in A maken daar geen melding van. De<br />
droom maakt dus duidelijk dat Emmeken tot de schare der geredde zielen mag worden<br />
gerekend, een situatie waarin de boeien als tekenen van zonde en straf niet langer<br />
worden geduld.<br />
<strong>Mariken</strong> van Nieumeghen