27.01.2015 Views

Mariken

Mariken

Mariken

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

170<br />

anders: na Emmekens berouwvolle woorden, te vergelijken met v. 874-8 (zonder het<br />

bezwijken), is het de duivel die verrijst (‘than arose the dyvyll fro the growne’) en<br />

haar op die manier dreigend aanmaant haar berouwvol gejammer te staken (‘holde<br />

your peace and be styll or elles I shall bere the with me to everlastynge payne’).<br />

886-887 O Heere, ontfermt u mijns...: in D zegt Emmekyn, bedreigd door een om<br />

en boven haar zwevende duivel, meer: ‘O good Lorde have mercy on me/and defende<br />

me from the handes of the dyvyll that he do to me no harme’. Dit gebed zal dan ook<br />

worden verhoord. In het volgende kapittel lezen we: ‘As Satan the Dyvyll had borne<br />

Emmekyn up into the ayer than caste he hyr fro thense downe (m)enyng to have<br />

broke hyr necke but god and our Lady wolde nat suffer it’ (niet in A!). Ook Moenens<br />

uitspraak in v. 886-7 van A is veel zwakker en minder concreet dan die van Satan<br />

in D. Dat ‘achterdencken’ in Emmeken gaat knagen, weet hij toch al lang. In D stelt<br />

de duivel na het hiervoor geciteerde gebed gewoon vast dat Emmekyn in haar berouw<br />

volhardt en weigert nog verder naar hem te luisteren: ‘Than sayde the dyvell unto<br />

hyr I see it wyll be no better’ (vgl. ook aant. v. 884-5).<br />

893-903 Heeftse den hals niet ontwee...: weinig geslaagde passage. Vers 893 is wel<br />

een vreemd, mat vers. Als reactie op wat gebeurd is, is de uitspraak ‘Heeftse den<br />

hals niet ontwee, so heeftse gheluc vry’, gewoon akelig. Het is dan ook slechts de<br />

herhaling van Moenens woorden in v. 890-1 ‘Coemtse dan te haer selven weder/So<br />

heeftse gheluck...’. De vraag die Oom Ghijsbrecht (als priester) bezighoudt, is<br />

kennelijk niet ‘leeft ze nog, hoe is het met haar gesteld’, maar ‘wie es die vrouwe’.<br />

Om hun nieuwsgierigheid te bevredigen (vgl. ook v. 897) gaat een ‘borgher’ voor<br />

Oom Ghijsbrecht nu een ‘gat maken’ tussen het samengetroepte volk, want, zo meent<br />

deze burger nog te moeten opmerken: ‘Dwaes es hi die mi int dringhen slom acht’<br />

(v. 901). Daar ziet hij dan ‘tvrouken’ liggen. Ze ligt ‘in onmacht’, ‘al van haer selven’<br />

zegt hij, waarop Oom Ghijsbrecht repliceert ‘Dat en es gheen wondre’ (v. 902-3).<br />

‘Dat en es gheen wondre’! Wie zegt nu zo iets Natuurlijk is het geen wonder dat<br />

ze na zo'n val ‘van haer selven’ ligt, maar hét wonder is toch dat ze nog leeft! Men<br />

vergelijke D die hier alles veel beter heeft: Satan heeft Emmekyn de nek willen<br />

breken, ‘but god and our Lady wolde nat suffer it’. Iedereen die haar heeft zien vallen,<br />

vraagt zich af ‘if that hyr nacke were nat broke’. Een burger vraagt Oom Ghijsbrecht<br />

(als priester) mee te gaan om te zien of ze nog leeft. Op de plaats van het ongeluk<br />

aangekomen, vraagt de burger aan de omstaanders of ze ‘haar nek gebroken heeft’,<br />

‘and they sayde no than sayd syr ghijssbryche that is a great mervayle let me come<br />

see hyr...’, waarna Oom Ghijsbrecht zonder gedrang bij zijn nichtje komt. In A is de<br />

mededeling dat Emmeken ‘in onmacht’ en ‘van haer selven’ ligt (wat toch<br />

veronderstelt dat ze nog leeft) verder nog in flagrante tegenspraak met<br />

<strong>Mariken</strong> van Nieumeghen

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!