Mariken
Mariken
Mariken
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
148<br />
erkend en gehuldigd. Eerst in 1537 werd ook Gelderland onder Karel V definitief<br />
bij de Bourgondische gewesten ingelijfd; zie o.m.: J.S. van Veen, De laatste<br />
regeeringsjaren van Hertog Arnold (1456-1465)..., Arnhem 1920 en W. Jappe Alberts,<br />
Geschiedenis van Gelderland van de vroegste tijden tot het einde der Middeleeuwen,<br />
's-Gravenhage 1966, pp. 106-132. Vergelijk nog: <strong>Mariken</strong> van Nieumeghen, uitg.<br />
dr. C. Kruyskamp, Antwerpen 1978 7 , pp. xi-xv (cit. uit Geld. Geschiedenissen (1654)<br />
van Arend van Slichtenhorst) en W.A.F. Janssen, ‘Studies over <strong>Mariken</strong> van<br />
Nieumeghen’ in Leuvense Bijdragen 56 (1967), pp. 21-22 en 25-31.<br />
In de Prologhe, het inleidende proza van kap. II en VI en in de verzen 409-410<br />
suggereert de tekst dat Arnold te Grave ook gevangen ‘wert gheset’ of ‘lach’ en in<br />
1471 door de ‘casteleyn vanden Grave’ uit deze gevangenschap werd verlost. Dit is<br />
niet geheel juist: na zijn gevangenneming werd de oude hertog eerst naar Lobith<br />
gebracht en vervolgens in het slot van Buren opgesloten, zodat later dan ook niet de<br />
slotbewaarder van Grave, maar die van Buren, Otto van Bijlant, de opdracht krijgt<br />
om Arnold vrij te laten. Janssen die een tegenstelling tussen proza en verzen<br />
construeert waarbij het proza onder meer van een grotere bekendheid met Gelderse<br />
toestanden blijk zou geven, interpreteert ‘ghevanghen wert gheset’ uit de proloog<br />
als ‘gevangen werd genomen’ (a.art., p. 27) en stelt in verband met de ‘casteleyn<br />
vanden Grave’ het volgende voor (pp. 28-31): met de ‘casteleyn vanden Grave’ zou<br />
Henricus van Horne, heer van Perwijs zijn bedoeld. Hij immers bracht de schriftelijke<br />
opdracht tot vrijlating naar Buren, aan hem moest de oude hertog worden overgegeven<br />
en met hem trok Arnold naar 's-Hertogenbosch waar zij met veel feestbetoon werden<br />
ontvangen (vgl. inleidend proza van VI). Ook als de auteur (van het proza) aan<br />
Henricus van Horne zou hebben gedacht, blijft de vraag of hij deze terecht ‘casteleyn’<br />
(slotvoogd, maar eventueel ook ambtman of stadhouder van de ambtman) van Grave<br />
heeft genoemd. Juist omtrent deze identificatie kon historisch geen uitsluitsel worden<br />
gegeven. Wie de tekst ongedwongen leest, kan dan ook maar besluiten dat proza en<br />
verzen het lot van de oude hertog voortdurend aan ‘Grave’ hebben gebonden, een<br />
eenzijdige voorstelling die in haar eenvoudige rechtlijnigheid wel opgaat voor zijn<br />
gevangenneming, maar niet voor zijn gevangenschap en vrijlating.<br />
Voor de relatieve datering van het verhaal is alleen de vrijlating van Arnold in<br />
februari 1471 een vast historisch referentiepunt. De verwijzing naar de<br />
gevangenneming en/of gevangenschap van Arnold in de proloog belicht slechts in<br />
temporele termen het ruimere kader (Inden tijde) van de situatie (so woende) waaruit<br />
het verhaal zich ontrolt (Het ghebuerde...), een kader waarop vooral het gekijf van<br />
de Moeye concrete aansluiting vindt. Het is ook de Moeye die uit reactie op Arnolds<br />
vrijlating zelfmoord pleegt. Dat gebeurt dus in 1471. Nadat Emmeken en Moenen<br />
‘omtrent’<br />
<strong>Mariken</strong> van Nieumeghen