13.07.2015 Views

Milieubeleid - Oapen

Milieubeleid - Oapen

Milieubeleid - Oapen

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

directe regulering worden de (impliciete) kosten volledig bij de verantwoordelijkevervuiler in rekening gebracht 'I3. Met dit algemene karakter van deproblematiek voor ogen spitst de vraagstelling in deze slotparagraaf zich toe opde traditionele problematisering in fiscale termen. De vraag hoe milieulastenover de samenleving moeten worden verdeeld is dan terug te voeren op dediscussie over draagkracht en ruilrechtvaardigheid (profijt) als rechtsgrondenvoor de belastingheffing. Die discussie heeft zich van oudsher afgespeeld langsde hoofdlijn van een tweetal normatieve modellen: het draagkrachtbeginsel enhet profijtbeginsel.Draagkracht is in wezen een herverdelingsbeginsel, een richtsnoer voor hetomslaan van de kosten van een gegeven overheidsinspanning. Het draagkrachtbeginsellegt een drieledig verband tussen (1) de waardering van inkomensverschillen,(2) het adagium van de gelijkheid van allen voor de wet, en(3) de bekostiging van de publieke sector. Uitgangspunt daarbij is de plausibelehypothese dat mensen, naarmate hun inkomen hoger is, met minderwelvaartsverlies afstand doen van belastingen - meer 'draagkracht' bezitten.Anders dan het profijtbeginsel bekreunt het draagkrachtbeginsel zich niet omde band tussen gebruiken en betalen. Het legt, op zichzelf, geen direct verbandtussen beslissingen over de omvang en samenstelling van publieke uitgavenprogramma'sen beslissingen over de verdeling van de kosten daarvan. Decentrale vraag die het draagkrachtbeginsel oproept is hoe de lasten van eengegeven uitgavenprogramma naar draagkracht (herlverdeeld kunnen wordenover de voor de bekostiging gekozen doelgroep.Het profijtbeginsel is in wezen een toedelings- of allocatiebeginsel. Voorop staathet verband tussen gebruiken en betalen; in beginsel wordt er belasting(heffing, premie, retributie) betaald naar gelang van het genot - het profijt -dat aan overheidsprestaties wordt toegeschreven. Ook aan dit bekostigingsbeginselligt evenwel een rechtvaardigheidsconceptie ten grondslag: het ruilrechtvaardigheids-of equivalentiebeginsel; de gebruiker betaalt voor wat hijkrijgt, en omgekeerd. Het 'boter bij de vis' als adagium voor het verband tussengebruiken en betalen maakt van het profijtbeginsel in tweeerlei opzicht eenmarktanaloge bekostigingswijze. In de eerste plaats omdat daarmee een rechtstreeksverband wordt gelegd met het beslissen over de omvang en samenstellingvan het budget. In beginsel wordt immers alleen betaald voor die goederendie de soevereine consument verkiest, en dan nog in de hoeveelheden van zijnin effectieve vraag uitgedrukte voorkeur. In de tweede plaats doordat hetprofijtbeginsel, naar analogie van de markt, de bestaande inkomens- en koopkrachtverhoudingentussen marktpartijen als gegeven aanvaardt 'I4. Het zijndit expliciete verband tussen beslissen, gebruiken en betalen en de implicieteaanvaarding van de initiele inkomensverdeling die het profijtbeginsel als eenallocatiebeginsel karakteriseren.Zolang het milieubeleid en de bekostiging daarvan primair gezien worden alseen verdeelprobleem - als het formuleren van een overheidsinspanning en hetomslaan van de daarmee gemoeide lasten - is het niet verwonderlijk dat terug-Il3] Zie de MvA bij de jongste wiiziging van de Wabm. Tweede Kamer 199 11 1992.22 405. nr. 5. blz. I.'I4]De discussie over het profijtbeginsel voert terug op de door Hugo de Groot en de Schotse tilosofen ontwikkelde visie op hetsociaal contract als grondslag voor de inrichting van de maatschappij. Het was evenwel de grote Zweedse econoom Knut Wickseldie, in zijn Finanztheoretische Untersuchungen; Jena. 1896, als eerste het grote allocatieve potentieel onderkende van her verbanddat het profijtbeginsel legt tussen beslissen, gebruiken en betalen. Hoezeer hij besefte daarmee afstand te doen van het herverdelendepotentieel van het draagkrachtbeginsel blijkt uit zijn veel geciteerde uitspraak dat aan een rechtvaardige belastingheffingde vanzelfsprekende veronderstelling van een rechtvaardige vermogens- en inkomensverdeling in de uitgangssituatie ten grondslagligt: 'Gerechtigkeit der Besteuerung hat offenbar Gerechtigkeit der bestehenden Vermogens- und Einkommensverteilungselbst zur stillschweigenden Voraussetzung [...I. Von Gleichheit zwischen Leistung und Gegenleistung kann sonst unmdglichgesprochen werden, und ebensowenig von Gleichheit der gebrachten Opfer' (blz. 143).MILIEUBELEID

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!