Toelichting - Gemeente Rucphen

51
42. Kade 63, IA11/00717
Korte inhoud ingediende reactie:
a. Het perceel Kade is geheel in gebruik als wonen, een deel is bestemd als ‘Agrarisch
met landschappelijke waarden’. Verzocht wordt om het gehele perceel als wonen be
bestemmen.
b. De afmeting van het bouwvlak dient de perceelsgrenzen aan te houden, zowel in de
breedte, als de diepte;
c. De hoogte van de bijgebouwen dient in overeenstemming te zijn met de hoogte uit
het bestaande plan, te weten 6 meter, in plaats van de 4,5 meter uit het
voorontwerp.
d. Er is geen minimale afstand tussen hoofdgebouw en perceelsgrens opgenomen,
verzocht wordt om de 3 meter uit het huidige bestemmingsplan te handhaven;
e. Paardenbakken dienen tenminste 50 meter van een burgerwoning te zijn gelegen,
in plaats van de 25 meter uit het voorontwerp.
Inhoudelijke reactie:
a. Er is gekozen voor deze wijze van bestemmen naar aanleiding van een
collegebesluit d.d. 21 augustus 2009, verzonden 31 augustus 2009 en bevestigd op
23 december 2009. Dit is reeds eerder aan reclamant medegedeeld. Het huidig
bouwvlak is ten opzichte van het vigerend bestemmingsplan dus vergroot.
b. Er is geen koppeling tussen het bestemmen van gronden en de eigendomssituatie.
Uitgangspunt dient altijd een goede ruimtelijke ordening te zijn. Omdat er sprake is
van een conserverend bestemmingsplan wordt over het algemeen de bestaande
bouwvlakken rechtstreeks overgenomen in het voorontwerp bestemmingsplan
‘Buitengebied Rucphen 2011’. Om recht te doen aan het collegebesluit waarin onder
punt A wordt gerefereerd, is het vigerend bouwvlak reeds vergroot. Indien
reclamant van mening is dat het bouwvlak opnieuw dient te worden gewijzigd, dan
dient hiervoor een onderbouwing aangeleverd te worden. Hieraan is niet voldaan
door reclamant. Vanwege het ontbreken van een goede motivatie wordt niet
meegewerkt aan het vergroten van het bouwvlak.
c. Deze reactie is gegrond. Het bestemmingsplan zal op dit onderdeel worden
aangepast conform de voorschriften uit het geldende bestemmingsplan
‘Buitengebied 1998’.
d. Met deze reactie kan worden ingestemd. Aan artikel 26.2.1. zal worden toegevoegd
dat voor hoofdgebouwen een minimale afstand van 3 meter tot aan de zijdelingse
perceelsgrens dient te worden aangehouden, conform de voorschriften van het
geldende bestemmingsplan ‘Buitengebied 1998’.
e. Er wordt onvoldoende gemotiveerd waarom de afstand van een paardenbak naar
een burgerwoning van derden dient te worden vergroot. De reactie geeft geen
aanleiding om het bestemmingsplan op dit onderdeel aan te passen.
Conclusie:
a. De ingediende inspraakreactie leidt niet tot aanpassing van het bestemmingsplan.
b. De ingediende inspraakreactie leidt niet tot aanpassing van het bestemmingsplan.
c. De ingediende inspraakreactie leidt tot aanpassing van de planregels.
d. De ingediende inspraakreactie leidt tot aanpassing van de planregels.(26.2.1)
e. De ingediende inspraakreactie leidt niet tot aanpassing van het bestemmingsplan.
51