Toelichting - Gemeente Rucphen

133
121 Oosteindseweg 37, (IA11/09750)
Korte inhoud ingediende reactie:
a. Ter plaatse is een grondgebonden agrarisch bedrijf aanwezig met huisverkoop en
recreatie. Gevraagd wordt om alle functies op de plankaart op te nemen. Zie ook de
vergunning die door u verleend is op 7-4-2005 nummer BR/RU205/1577.
b. Gelet op de ruilverkaveling die heeft plaatsgevonden is bij verschillende percelen de
grond hiervan dusdanig verstoord dat een hoge archeologische verwachtingswaarde
geen nut meer heeft.
Inhoudelijke reactie:
a. In onze brief van 7-4-2005 nummer BR/RU205/1577 hebben wij geen vergunning
verleend voor zowel de huisverkoop als educatieve ruimte. In deze brief is alleen
aangegeven dat wij in principe geen bezwaar hebben tegen de huisverkoop en
educatieve ruimte. Ten behoeve van deze nevenactiviteiten bij het agrarisch bedrijf
dient echter een vrijstellingsprocedure gevolgd te worden. Er is aangegeven dat u
daartoe een verzoek om vrijstelling dient in te dienen, waarna ons college een
beslissing zal nemen omtrent de betreffende binnenplanse vrijstelling van het
bestemmingsplan buitengebied 1998. Tot op heden is nooit van u een verzoek om
vrijstelling ontvangen en zijn er dus geen vrijstellingsprocedures doorlopen voor de
verkoop van producten en dagrecreatie als nevenactiviteit bij het agrarische bedrijf.
Daarom is het niet mogelijk beide functies op plankaart op te nemen. Ook in het
nieuwe bestemmingsplan buitengebied zit vrijstellingen c.q. afwijkingen van de
gebruiksregels opgenomen ten behoeve van de verkoop van producten en
dagrecreatie. Om de verkoop van producten en dagrecreatieve nevenactiviteiten
planologisch vast te leggen dient u dus een verzoek om vrijstelling/afwijking van de
gebruiksregels in te dienen.
b. Voor ruilverkaveling in zijn algemeenheid kan gesteld worden dat het niet hoeft te
betekenen dat de bodem overal waar ruilverkaveling heeft plaatsgevonden is
geroerd en daarmee een lage archeologische verwachting zou hebben.
Ruilverkaveling houdt ook in dat percelen zijn herschikt door het verleggen van
sloten en vlak maken van percelen door het opwerpen van grond. Hierbij worden
grote delen van de percelen niet geroerd. Daarnaast zijn de exacte locaties van de
plaatsen waar werkzaamheden hebben plaatsgevonden niet te achterhalen en dat
geldt eveneens voor de diepte van de verstoring. Om deze reden wordt de
verwachtingswaarde er niet rechtstreeks afgehaald. Een archeologische
verwachtingswaarde is vaak op gebiedsniveau. Het is niet mogelijk om alle
bouwvlakken uit te sluiten van deze verwachtingswaarde. Wel zal aan de
bestemmingsvoorschriften een uitzonderingsbepaling worden toegevoegd dat
wanneer aangetoond kan worden dat de grond dusdanig is verstoord en geroerd
door werkzaamheden niet omgevingsvergunningplichtig zijn tot de diepte waar de
verstoring heeft plaatsgevonden. Reclamant dient dus bewijsvoering aan te leveren
waaruit blijkt dat de grond is geroerd.
Conclusie:
a. De zienswijze is ongegrond en leidt niet tot aanpassing van het bestemmingsplan.
b. De zienswijze is deels gegrond en leidt tot aanpassing van het bestemmingsplan.
133