Toelichting - Gemeente Rucphen

116
onderbouwing kan de gewenste uitbreiding nu niet meegenomen worden met deze
herziening.
e. Artikel 3.2.2 lid b.b heeft betrekking op bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten
behoeve van agrarisch grondgebruik, buiten het bouwvlak. Sleufsilo’s, mestsilo’s en
kuilplaten vallen onder de categorie ‘bouwwerken geen gebouw zijnde’, waardoor
deze regel voor verwarring zorgt. Het bestemmingsplan wordt op dit punt
aangepast.
f. De provincie stelt geen maximum aan de omvang van een grondgebonden bedrijf in
het agrarisch gebied maar laat de gemeente vrij zelf een maximale omvang te
bepalen. De gemeente verleent in principe geen medewerking aan een groter
bouwblok, tenzij uit een ruimtelijke onderbouwing blijkt dat een grote bouwblok
aanvaardbaar en noodzakelijk is voor de continuïteit van het bedrijf.
g. Een archeologische verwachtingswaarde is vaak op gebiedsniveau. Het is niet
mogelijk om alle bouwvlakken uit te sluiten van deze verwachtingswaarde. Wel zal
aan de bestemmingsvoorschriften een uitzonderingsbepaling worden toegevoegd
dat wanneer aangetoond kan worden dat de grond dusdanig is verstoord en
geroerd door werkzaamheden niet omgevingsvergunningplichtig zijn tot de diepte
waar de verstoring heeft plaatsgevonden. Reclamant dient dus bewijsvoering aan te
leveren waaruit blijkt dat de grond is geroerd.
Conclusie:
a. De zienswijze is ongegrond en leidt niet tot aanpassing van het bestemmingsplan.
b. De zienswijze is ongegrond en leidt niet tot aanpassing van het bestemmingsplan.
c. De zienswijze is ongegrond en leidt niet tot aanpassing van het bestemmingsplan.
d. De zienswijze is ongegrond en leidt niet tot aanpassing van het bestemmingsplan.
e. De zienswijze is ongegrond en leidt niet tot aanpassing van het bestemmingsplan.
f. De zienswijze is ongegrond en leidt niet tot aanpassing van het bestemmingsplan.
g. De zienswijze is deels gegrond en leidt tot aanpassing van het bestemmingsplan.
116