Toelichting - Gemeente Rucphen

183
146 Gastelsebaan 20, IA12/00026
Korte inhoud ingediende reactie:
a. Cliënt van reclamant ondervindt al vele jaren overlast van de activiteiten van het
naastgelegen Outdoor centrum. Het gaat voornamelijk om geluids- en
parkeeroverlast.
b. De huidige activiteiten komen niet overeen met de huidige bestemming.
c. Eigenaar van het Outdoor centrum wenst zijn bedrijf uit te breiden, het is echter
onduidelijk hoe de verplaatsing plaats zal vinden.
d. Cliënt van reclamant meent dat de gewijzigde bestemming ten opzichte van het
geldende plan en de functieaanduiding nadelige gevolgen hebben voor haar
leefomgeving. De ontwikkeling wordt tevens niet passend geacht in de omgeving.
e. Een deel van het perceel heeft de dubbelbestemming EHS. Hier kan geen sprake
zijn van intensieve recreatie.
f. Er is niet onderzocht wat de gevolgen van het initiatief zijn voor de flora en fauna in
de directe omgeving, zoal de ree en de vleermuis.
g. Ook is er geen rekening gehouden met geluidsoverlast die de activiteiten met zich
mee brengen.
h. Onduidelijk is waar in de toekomst de auto’s en autobussen zullen worden
geparkeerd, welke effecten de nieuwe parkeerplaats zal hebben op de aard en
intensiteit van de verkeersbewegingen. Cliënt vreest dat er sprake zal zijn van meer
geluidsoverlast, parkeeroverlast en parkeren in de berm.
i. De uitbreiding met de functie bedrijfswoning dient te komen vervallen.
Inhoudelijke reactie:
a. Het is bekend dat cliënt van reclamant de activiteiten op het naastgelegen terrein
als hinderlijk ervaart. Er heeft namelijk een uitvoerig mediationtraject
plaatsgevonden de afgelopen jaren. De uitbreiding van het bedrijf is tevens bedoeld
om een aantal overlast gevende activiteiten te verplaatsen.
b. Kennis wordt genomen van deze opmerking. In het ontwerp bestemmingsplan
Buitengebied 2012 is voor de activiteiten een passende bestemming opgenomen.
c. Dit onderdeel van de zienswijze wordt opmerkelijk geacht. Tijdens het
mediationtraject is uitvoerig besproken over hoe de uitbreiding van het Outdoor
centrum er uit komt te zien. Een bestemmingsplan regelt overigens niet tot op
detailniveau hoe de uitbreiding er uit komt te zien. De activiteiten die plaats mogen
vinden dienen een outdooractiviteit te zijn.
d. Allereerst worden een aantal van de thans aanwezige activiteiten waarvan overlast
wordt ervaren verplaatst naar het nieuwe terrein en komen hiermee verder af te
liggen van de woning van reclamant. Daarnaast worden een aantal zaken als
geluidsoverlast en gebruikstijden niet in het bestemmingsplan geregeld, maar bijv.
in de milieuvergunning die het Outdoor centrum aan dient te vragen.
Voor de uitbreiding is een ruimtelijke onderbouwing opgesteld, waaruit blijkt dat
het onderdeel passend in de omgeving is. Ter plaatse zal door het Outdoor centrum
tevens extra groen worden aangeplant. Tevens dient voor deze activiteiten te
worden voldaan aan art. 2.2. van de Verordening Ruimte Noord-Brabant.
e. De locatie is in het bestemmingsplan ‘Buitengebied Rucphen 1998’ bestemd als
‘Multifunctioneel bos’ met de functieaanduiding ‘recreatieve doeleinden':
sportvelden. De recreatieve functies waren er al en er worden door de uitbreiding
geen nieuwe functies toegevoegd, integendeel. Ten opzichte van de huidige situatie
vindt er kwaliteitsverbetering plaats. De verplaatsing van diverse bouwwerken uit
het gebied met de aanduiding ‘Ecologische hoofdstructuur’ naar het gebied met de
aanduiding ‘agrarisch’ betekenen een geringere belasting van het gebied met de
aanduiding ‘Ecologische hoofdstructuur’ en daardoor een verbetering van de huidige
situatie.
f. Verwezen wordt naar de door de initiatiefnemer opgestelde ruimtelijke
onderbouwing met bijbehorende flora -en faunatoets. Hieruit blijkt dat de
uitbreiding plaats vindt op percelen die thans als agrarisch in gebruik zijn. Deze
grond wordt al jaren intensief bewerkt en hierop is geen beschermde flora, of fauna
aanwezig. In de nieuwe situatie wordt de grond niet meer intensief agrarisch
bewerkt, noch bemest. Door het aanplanten van meer groen en een grote vijver zal
de situatie voor de flora en fauna verbeteren.
g. Ook hier wordt wederom verwezen naar de ruimtelijke onderbouwing, waaruit blijkt
dat op basis van de in het mediation traject gemaakte afspraken, de overlast
183