0 S 2 \> ° { °\ - Acehbooks.org

VIERDE HOOFDSTUK. 115
Alting. — Steeds was hij door Nederburgh geprezen,
als een man van bekwaamheid, doorzigt en kennis
in de Indische zaken, meer dan de meesten. Ook
was hij de eigenlijke steun van den Eersten Commissaris-Generaal
in de Hooge Commissie. Hij
dacht en handelde meestal eenstemmig met Nederburgh.
Den 23 n Van Oogstmaand 1801 tot het Generalaat
benoemd, had zijne plegtige voorstelling plaats
eene maand daarna. Keeds had hij den ouderdom
van 60 jaren bereikt en had veertig jaren in Indiö
gesleten, zoo dat naar het gewone zeggen men
mögt veronderstellen, dat hij ruimschoots in de
gebreken van den ouderdom deelde. Hoe het daarmede
zij: slechts korten tijd bekleedde hij het Oppergebied,
want hij bekleedde het slechts den
tijd van drie jaren namelijk tot den 19 n van Wijnmaand
1804 wanneer hij het Generalaat voorloopig
overdroeg aan den Kaad van Indië Alb. Hendrik
Wiese. Tot zijn kortstondig bestuur heeft waarschijnlijk
bijgedragen de mededeeling van het Staats-
Bewind, toen het op den 16 n van Grasmaand 1802
zijne goedkeuring hechtte aan het optreden van
Siberg als Algemeen Landvoogd, alzoo er werd
bijgevoegd dat het Opper-Bewind der Kepubliek,
voor als nog en zoo kort na de gesloten vrede,
welke nog niet geratificeerd was, buiten staat zich
bevond te beslissen «omtrent den toekomstigcn
staat van de Aziatische Bezittingen en het benoemen
van eenen opvolger in dien gewigtigen post,
doch dat daarin ongetwijfeld met het vertrek der
najaarsschepen zal worden voorzien, in het vertrouwen
dat de Gouverneur-Generaal Siberg, nog dezen
korten tijd, in zijn werkzaam leven zal willen
8*