0 S 2 \> ° { °\ - Acehbooks.org

248 ACHTSTE HOOFDSTUK.
Omstreeks denzelfden tijd was de gewapende
Galei Maria-Wilhelmina — hebbende een achtponder
en vier vierponders, met 20 Europeanen en
80 Javanen - langs de kust van Java zeilende,
wanneer dat vaartuig, door een Engelsch fregat
gejaagd, genoodzaakt was onder den wal te loopen.
De Engelschman, tot zoo verre niet kunnende
volgen, zond de wel gewapende groote barkas tot
de vermeestering af. De Kommandant der Galei,
de Ie Lieutenant I. H. Bagelaar, schaars van
amunitie voorzien, beantwoordde het vijandelijke
vuur niet, zoodat de Engelschen op eene zekere
buit rekenden. Toen de barkas onder schot was,
rigtte hij den zwaar met schroot geladen achtponder,
schoot den Officier van de barkas met een
geweer neder, en voltooide de daardoor ontstane
verwarring, met een juist schot zoodat de barkas
in zinkensnood geraakte en de bemanning over
boord sprong. Dat vaartuig werd op sleeptouw genomen;
meer dan twintig Engelschen werden opgevischt
en aan wal gebragt. Ten einde de Galei
niet in don grond zou worden geschoten, stemde
Bagelaar in de gevraagde teruggave zijner gevangenen.
De Engelschen vernomen hebbende dat er aan
het vernielingswerk, waarvan in het jaar 1806
de Baai van Batavia getuige was geweest, eenige
bodems omstreeks Soerabaija liggende, waren ontsnapt,
zonden denzelfden Schout-Bij-Nacht Sir Edward
Pellew, tot de uitvoering dier heldhaftige
onderneming naar Java. Hij verscheen in Wintermaand
1807, hebbende onder zijne bevelen 2 linieschepen,
2 fregatten en 4 brikken of korvetten,
en bragt, bij het naderen van de kust, alles in