0 S 2 \> ° { °\ - Acehbooks.org

ZEVENDE nOOEDSTUK. 205
Op de grenzen bleef de toestand steeds onzeker
en vijandig tusschen de kolonisten en de inlandsche
stammen. Aan de Zuid-Ooster grenzen bleven de
Kaffers van Grika, op het grondgebied der Kolonie,
en welke moeite De Mist zich had gegeven, het
was vruchteloos geweest. Er waren altijd nog
Kaffers, die tusschen de Groote Vischrivier en de
Zwartkopsrivier rondzwierven, en de kolonisten
door veediefte of anderzins lastig vielen. In die
landstreek werd eene nieuwe Drostdij gesticht,
Uytenhage genoemd, naar den Commissaris-Generaal.
— In Graaff-Eeynet en benoorden de Sneeuwbergen,
trof men de woeste Boschjesmannen,
tusschen welken stam en de boeren een' vernietigings
oorlog gevoerd werd. — Verder had men
aldaar de Bastaard-Hottentotten, met wie de verhouding
zich verbeterd had. Boeren of reizigers
waren tot over de Oranjerivicr doorgedrongen, en
met volksstammen bekend geworden, die tot daartoe
den kolonisten geheel onbekend waren geweest. —
Voor het overige was bij de kolonisten de neiging
zigtbaar, om zich in het Oosten en Noord-Oosten
verder uit te breiden, en voor hun vee nieuwe
weiden te zoeken.
Even als zes jaren vroeger, werd de Tafelbaai
op den 2 n van Slagtmaand 1805 door een' hevigen
orkaan bezocht. Onderscheidene schepen werden
kwalijk genomen dal ik, bij de behandeling dezer zaak, in mijne Geschiedenis
van de Kaap De Goede JIoop, NederlandscheVolkplanting, 1652
tot 1806, blz. 158—162, mij veroorloofd heb van de officiële bescheiden
af te wijken. Maar ik heb V. B. persoonlijk gekend, heb zoo
veel mij mogelijk was, de zaak naauwkeurig gewikt en gewogen, en
weet te zeer hoe officiële bescheiden wel eens strekken om de waarheid
te verbloemen of geheel Ie verduisteren,