0 S 2 \> ° { °\ - Acehbooks.org

ELFDE HOOFDSTUK. 325
verschenen weder twee schepen, welke de tijding
mede bragten, dat een broeder van Keizer Napoleon
als Koning van Holland had moeten worden aangenomen.
Van de beide schepen vei'ging bij de
terugvaart één, en het andere ontsnapte ter naauwernood
tweemaal aan de Engelschen, zoo dooide
kordaatheid als door de tegenwoordigheid van
geest van Kapitein Voerman. In 1808 verscheen
geen Nederlandsch schip; doch in 1809 werden
twee schepen van Batavia afgezonden. Het schip
dat H k Tilenius Kruithoff aan boord had, door
wien Doeff als Opperhoofd moest worden vervangen,
viel in Engelsche handen. Op het andere
schip was de nieuwe pakhuismeester J. Cock
Blomlioff, die behouden aankwam. In dezen trof
het Opperhoofd een waardig vriend, die hem in
de moeijelijke tijden, welke voor de deur stonden,
naar krachten ondersteunde. Doch de moeijelijke
tijden waren reeds daar. Sedert 1807 had men
geen boter, bier of wijn ontvangen; maar, zoo als
Doeff zelf zegt, «ons 'grootste gebrek was aan
schoenen en winterkleederen '). » De aangebragte
goederen waren naauwelijks genoegzaam om de
schulden tot op het vertrek van het schip De
Goede Trouw te betalen; en de Hooge Begering
te Batavia klaagde over groote verlegenheid en
drong op den aanvoer van eene buitengewone hoeveelheid
koper. Op voorschot verkreeg Doeff 4000
pikols koper, zoodat hij een nieuw tijdvak intrad
met schulden beladen, in het gemis van vele noodzakelijke
provisien en benoodigdheden en in het
vooruitzigt van groote ellende, ja van hongerdood,
i) II. DOEFF, Herinneringen uil Japan, Hz. 185.