0 S 2 \> ° { °\ - Acehbooks.org

142 VIJFDE HOOFDSTUK.
Het vierde betoog der Memorie Adstructief,
betrekkelijk de schadevergoeding, wordt in de Wederlegging
(op bl. 291 en volgende) behandeld.
Voor de Deelhebbers was dit natuurlijk het hoofdbeginsel
of wil men de leveusvrage. Hoe komt
het toch, wanneer door Wiselius aan de O. I.
Maatschappij alle regt op territorialen eigendom
wordt ontzegd, en uit de Octrooijen, zoo mede uit
de Instructien nu en dan aan de Gouverneur-Gene
raal medegegeven, wordt afgeleid dat alle forten,
vestingen enz. in Indie, aan den Staat behooren,
evenwel de slechte staat dier vestingwerken aan de
Maatschappij wordt te laste gelegd? Uit het Generaal
Rapport van den Kapitein ter Zee gekommandeerd
hebbende 's Lands Eskader in Indie van 1783—1786,
worden de bewijzen van den gebrekkigen toestand
van het militaire wezen aangevoerd (Wederlegging
bl. 296). Dit was echter onnoodig, dewijl Bewindhebberen
bij H. PI. M. om eene Commissie van
bevoegde mannen, hebben gevraagd, om den toestand
der verdediging in Indie te gaan onderzoeken.
Daartoe zijn de Officieren Verhuell, Vaillant en
Gravestein uitgezonden en hun rapport leide den
treurigen staat der verschillende Bezittingen in Indie
bloot. Wanneer nu dat Defensiewezen den Staat
toebehoorde, dan immers was het do pligt van den
Staat voor het herstel der vestingen te zorgen. Evenwel
noch het verslag dier bekwame Officieren, noch
ook de Vergadering van 17n , of de Staats-Commissie,
hebben er op gezinspeeld, ook niet in de verte,
dat de Staat die kosten moest dragen, en toch waren
de geldelijke omstandigheden van de Oost-Indische
Maatschappij te dier tijde bereids bedenkelijk.
Ten einde een voorbeeld te geven van de waarde